COVERINTERVIEW FIDAN EKIZ: ‘DIE BLIKSEMCARRIÈRE WAS TOO EASY’
Tot nu toe vindt Fidan Ekiz dat ze vooral geluk heeft gehad: een kwestie van op het juiste moment op de juiste plek zijn. ‘Ik was als Kim Kardashian: bekend van tv, maar niemand wist wat ik deed.’ Met haar nieuwe documentaireserie jaagt ze haar droom na en is ze de journalist die ze wil zijn: maatschappijkritisch en bewogen.
Sinds een paar maanden woont Fidan Ekiz weer in Rotterdam. ‘Een wereld van verschil met IJburg,’ lacht ze als ze denkt aan de tijd dat ze nog met man (Duitsland-correspondent Wierd Duk) en zoontje Ferran (2) op het kunstmatige eiland in het IJ woonde. IJburg staat bekend als een tamelijk geïsoleerde woonwijk in Amsterdam-Oost, met rechte straten en eenvormige architectuur. De verhuizing naar Rotterdam is een bewuste keuze, om dichter bij vrienden en familie te zijn. Back to the roots, in zekere zin. Ekiz – L’Ekiz, zoals ze zich op haar website noemt – is net zo Rotterdams als haar tongval. Haar ouders zijn Turks, ze spreekt vloeiend Turks en maakte meerdere documentaires over Turkije, maar ze is geboren en getogen in Rozenburg, een dorpje onder de rook van Rotterdam. Ze zette haar eerste stappen in de journalistiek op de redactie van het Rotterdams Dagblad. En ze straalt als ze vertelt dat ze vlakbij Hotel New York woont, Rotterdams fameuze hotel-restaurant op de Kop van Zuid.
Nu straalt Fidan Ekiz sowieso wel vaak. Haar hele fysiek lijkt erop gebouwd: haar big hair, haar gulle lach, haar grote, felle ogen. Ze is een flamboyante verschijning, iets waarvan ze zich bewust is. ‘Vroeger was ik daarom voorzichtig in hoe ik mij presenteerde. Ik was jong, vrouw, kreeg altijd opmerkingen over mijn haar – mijn haar ging zowat een eigen leven leiden. Wilde ik serieus genomen worden als journalist, dan moest ik mezelf wel bewijzen, dacht ik.’ Nu voelt dat steeds minder zo. ‘Nu vind ik het op een bijna recalcitrante manier wel leuk om te benoemen dat ik houd van make-up en tegelijkertijd een serieuze journalist ben.’
Dat laatste is wel belangrijk. Toen ze De Pen en het Zwaard ging maken, haar nieuwe documentaireserie over persvrijheid in landen waar die in het geding is, dacht ze: eindelijk weer een kans om als journalist iets serieus te maken. ‘Dat had ik voor mijn gevoel al lang niet gedaan. Ik zei ook steeds tegen mensen: ik ben een soort Kim Kardashian geworden. Ik kom op tv, maar niemand weet wat ik nu precies doe. Ik merkte dat ik steeds vaker ging roepen: maar ik was ooit correspondent in Turkije!’ Ze moest het zo vaak roepen dat ze op een gegeven moment zelfs dacht: ‘Misschien zit het er gewoon niet meer in. Mijn droom.’
Wat was je droom?
‘Al van jongs af aan wilde ik journalist worden. Ik had een idealistische instelling, dacht: ik ga een soort Martha Gellhorn slash Oriana Fallaci worden, twee oorlogscorrespondenten die ik nog steeds bewonder. Zo’n type journalist zijn, was altijd mijn droom. Ik denk ook omdat ik ben opgegroeid met verhalen van vermoorde journalisten in het Turkije van na de staatsgreep in 1980. Dat was bij ons thuis wel een gespreksonderwerp. Maar dat vak trok me ook om wie ik ben. Ik hou van reizen, van avontuur. Ik kan niet tegen onrechtvaardigheid en wil het aan het licht brengen. Ik wil de verhalen vertellen van mensen die hun verhaal niet kunnen vertellen. En ik wil bewogen en maatschappijkritische dingen maken. Dus het paste allemaal.’
Tijdens de Irak-oorlog leefde je je droom: je was correspondent in Turkije, waar je verslag deed vanaf de Turks-Iraakse grens. Waarom ben je terug naar Nederland gekomen?
‘Omdat ik het televisievak wilde leren. En ik dacht: dat leer ik het beste in Nederland. Maar ook omdat ik mijn horizon moest verbreden, vond ik. Ik was een Turks-Nederlandse journalist in Turkije, het was too easy. Ik had daar een bliksemcarrière. Ik was jong, net begonnen bij het Rotterdams Dagblad. Ik had geluk. Ik kende de taal, en net toen ik naar Turkije werd gestuurd om verslag te doen van de inval, kwam er een correspondentschap vrij. In Istanbul werd ik toen gebeld: ga maar een huis zoeken. Ook terug in Nederland had ik geluk. Ik kon aan de slag bij Pauw & Witteman. Toen is het gewoon een beetje uitgerold. Hun redactie zit vlak naast die van De Wereld Draait Door. Dat zij mij op een gegeven moment vroegen om tafeldame te worden, daar zal ik tot in mijn dood dankbaar voor zijn. Zij boden mij een podium terwijl ik helemaal niet bekend was. Sindsdien zijn er veel deuren voor mij opengegaan. Zo werkt dat nu eenmaal. Ik heb wel de kwaliteiten en de ambities, maar het helpt gewoon als je een beetje bekend bent.’
Helpt het ook dat je vrouw bent, of werkt dat juist tegen je?
‘Nou, ik merk wel heel erg dat ik vrouw ben. Ik word niet per se als vrouw behandeld – ik ben altijd wel one of the guys als ik een documentaire maak met een crew. Maar zodra ik dat niet ben, worden er grappen gemaakt. O, even je nagels lakken. Nou, wel een snoezig jurkje hoor, je kunt zo doorgaan voor Dorothy uit The Wizard of Oz. Dat laatste zeiden ze tijdens de reis naar Oeganda die we maakten voor De Pen en het Zwaard. Ik had een vintage jurkje gekocht en stapte daarmee uit een bus, tussen de stofwolken. Pas later, toen ik de beelden terugzag, dacht ik: oké, dit is wel raar dat ik met een polkadot-jurkje tussen de stofwolken sta. Af en toe hadden we daar ook wel discussie over. Ben je niet te zwaar opgemaakt, vroegen ze dan.’
En wat zeg jij dan?
‘Who cares?’
Terwijl we een bak fruit wegwerken, trilt haar telefoon. Een bericht. Of ze even naar het beeld wil kijken dat in de VPRO-gids bij een interview zal komen. ‘Wat sta ik er lelijk op,’ appt ze terug. ‘Helemaal niet,’ luidt het antwoord.
‘Dat is wel een ding,’ zegt ze, terwijl ze een stuk ananas in de slagroom doopt. ‘Je mag niet te veel zeuren over je uiterlijk en ijdel zijn. Al helemaal niet in zo’n stoere setting. Dat ben ik ook niet per se, maar toch moet ik op een bepaalde manier wel bezig zijn met hoe ik eruit zie. Ik heb geen visagist mee, geen stylist. Dus ja, ik stak daar wel tijd in. Ik moest ook rekening houden met de seizoenen, met dat ik wel af en toe verschillende dingen aantrek – keuzes waarvan ik later dan weer dacht: my god, waarom trek ik een spijkerbroek met hoge taille aan? Dan wil ik net iets te stylish zijn, terwijl het bloedheet is en ik dat met mijn buikje ook net niet helemaal aan kon. Ik zwol helemaal op in het vliegtuig en de camera plakt er ook nog eens een paar kilo aan. Af en toe schrik ik echt van hoe ik eruit zie. En dat spreek ik dan ook uit: jee, zeg ik dan, je had wel mogen zeggen dat die broek veel te strak zit en dat ik zo’n kont heb in die jeans. Ik geloof niet dat mannen zich zo druk om zulke dingen maken.’
‘IK WEET WAT MIJN AMBITIES ZIJN, WAT VOOR JOURNALIST IK WIL ZIJN, EN DAT IK DAARNAAST OOK DIE VROUW KAN ZIJN’
Waarom maak jij je er wel druk om?
‘Nou, in elk geval niet uit onzekerheid. Ik ben niet ontevreden met hoe ik eruitzie. Dat denken mensen wel als je zulke dingen zegt. Mannen in elk geval. Maar ik benoem het gewoon graag. Ik praat graag over dit soort dingen; over gewicht en diëten en over mijn neusoperatie en make-up en huidproducten. Ik volg dat soort dingen ook op Instagram. Je lacht je echt kapot als je ziet wat ik allemaal volg. Je zou denken dat ik 16 ben in plaats van een serieuze journalist. Ik heb echt twee kanten wat dat betreft.’
Krijg je daar weleens cynische reacties op?
‘Het valt mee. Maar als je even niet iets hebt neergezet – een productie of documentaire – en je vertelt op tv over de laatste make-upadviezen van Kim Kardashian, dan gaan de commentaren wel al gauw in de richting van: o, daar zit Fidan weer mooi te wezen. Daar heb ik me overheen gezet, hoor. Ik ben helemaal niet meer bezig met wat er allemaal op Twitter wordt gezegd. Als je net op tv komt, ga je op dat soort dingen letten. Nu denk ik: het zal allemaal wat. Ik weet wie ik ben, wat mijn ambities zijn, wat voor journalist ik wil zijn, en dat ik daarnaast ook die vrouw kan zijn.’
Wat voor journalist wil je nu zijn?
‘Iemand die het debat losmaakt. Wat ik laatst met de DWDD-documentaire Alles komt goed? heb gedaan: in gesprek gaan met mensen die reageerden op mijn oproep aan moslims om zich te distantiëren van de terroristische aanslagen. Ik kreeg driehonderd mails – ik heb ze geteld – en sommige waren zo boos dat ik ervan schrok. Ik zou liegen als ik zeg dat ik niet ontplof als ik bepaalde reacties hoor of lees. Maar ik heb ook geleerd: als ik explosief reageer, levert dat niets op. Een gesprek wel. Dat brengt nuance in het debat. Met kleine stapjes, maar ik denk dat dat het hoogst haalbare is.’
Heb je met dit soort producties het gevoel dat je weer een beetje dichter bij dat ideaal van vroeger komt?
‘Ja, zeker. Daarom vond ik De Pen en het Zwaard ook zo geweldig om te maken. Ik heb mezelf altijd gezien als een journalist die de macht wil controleren. Daar ging deze serie totaal over. Maar daarnaast vind ik het ook mooi om gewoon verhalen te vertellen. Human interest. Mijn volgende project wordt een ode aan moeders. Persoonlijke, kwetsbare verhalen die toch universeel zijn. Daar hou ik net zoveel van, van verhalen die mij ontroeren. Ik denk dat ik daarom nooit echt kan kiezen welke kant ik nou op moet gaan. Ik moet vrij zijn. Daarom hou ik zo van reizen. Daarom hou ik van Oriana. Maar de tijden zijn veranderd. Ik ben zelf moeder geworden. Vroeger vond ik het altijd belachelijk dat er zoveel deeltijdmoeders waren in Nederland. Ik ging er altijd met gestrekt been in, waarom hebben ze geen ambitie? Maar toen ik zelf een kind kreeg, kon ik nog niet naar de supermarkt zonder hem te missen. De afgelopen maanden van reizen hebben me wel genezen wat dat betreft, maar toch. Ik heb met deze serie moeders gezien die hun leven riskeren voor de journalistiek. En dan denk ik: zou ik zover gaan?’
‘ALS IK EXPLOSIEF REAGEER, LEVERT DAT NIETS OP. EEN GESPREK WEL’
Aan het slot van de eerste aflevering van De Pen en het Zwaard citeer je Oriana Fallaci, die zei: “Het maakt niet uit of een journalist politiek gekleurd is of niet, als hij of zij maar opkomt voor de onderdrukten. Hoe meer risico hij of zij daarin neemt, hoe meer respect hij of zij verdient.” Heb jij respect voor jezelf als journalist?
‘Nou, tijdens alle ontmoetingen met de journalisten die in onderdrukte omstandigheden hun werk moesten doen, dacht ik wel steeds: ik ben bij lange na niet wat jij bent, ik doe niet wat jij doet. Ik zal nooit weten welke waarde vrijheid heeft, zoals jij. Maar ik neem mezelf dat niet kwalijk. Ik ben gewoon onder andere omstandigheden geboren, in een land waar de macht zich laat controleren. En ik denk dat mijn zoon trots kan zijn op wat ik doe. Hoop ik.’
FIDAN EKIZ IN 148 WOORDEN
Geboren: 1976
Opleiding: School voor Journalistiek in Utrecht
Loopbaan: Na haar studie ging Ekiz aan de slag als verslaggever bij het Rotterdams Dagblad. Tijdens de Irak-oorlog in 2003 berichtte ze als oorlogscorrespondent vanaf de Turks-Iraakse grens en vanuit Noord-Irak. Later werd zij Turkije-correspondent voor RTL Nieuws en de kranten van de Geassocieerde Persdiensten (GPD), met standplaats Istanbul. Terug in Nederland werkte ze onder andere als redacteur bij Pauw & Witteman. In 2009 maakte Fidan samen met Kees Schaap de vijfdelige documentaire serie Veerboot naar Holland (VARA). Met die documentaireserie won zij zowel de Erasmus EuroMedia Award als de Rotterdamse Persprijs. Ook maakte Fidan de documentaires Ik zie een verre reis en Alles komt goed?, beide voor de VARA. Ze treedt met enige regelmaat op als tafeldame bij De Wereld Draait Door en is nu op televisie te zien met de zesdelige documentaireserie De Pen en het Zwaard (VARA).