‘WE SLAGEN ER NIET IN JONGEREN TE LATEN DROMEN, IS LUKT DAT WEL’
Tien jaar geleden schreef de Belgische journalist Hind Fraihi over Molenbeek. Over de huiskamermoskeeën daar, over de winkels vol boeken hoe ongelovigen af te maken. Wat een naïef wicht werd destijds over haar gezegd. Sensatiegeil. Inmiddels weten we beter. ‘Ik wil de onderbuik van de maatschappij laten horen, in de hoop dat we elkaar toch zien staan.’
Ronselaars die jongens op straat warm maken voor de jihad, zakkenrollers die een deel van hun buit schenken aan de heilige oorlog en islamitische sportscholen.
Ruim tien jaar geleden beschreef de Belgische journalist Hind Fraihi hoe de radicale islam oprukte in Sint-Jans-Molenbeek. Vlak na de moord op cineast Theo van Gogh ging ze voor Het Nieuwsblad twee maanden in Molenbeek wonen, waar ze zich voordeed als student sociologie die haar scriptie schreef over de geloofsbeleving van Molenbeekse moslims. Ze wilde weten wie die mensen waren die in naam van haar geloof aanslagen pleegden. Het mondde uit in een artikelenreeks en het boek Undercover in Klein-Marokko. Achter de gesloten deuren van de radicale islam.
Fraihi trof er huiskamermoskeeën aan achter non-descripte gevels en kwam in boekwinkels waar je struikelt over handboeken die oproepen ongelovigen af te maken en te strijden tegen Joden. Sinds de aanslagen in Parijs en Brussel is het nauwelijks meer voor te stellen, maar Fraihi’s verslag werd destijds weggelachen als ongeloofwaardig en sensatiegeil. De toenmalige burgemeester van Molenbeek hoonde dat ze zich een rad voor ogen had laten draaien door opgeschoten hangjeugd. De politiecommissaris noemde haar een naïef wicht. In eigen kring werd Fraihi, dochter van Marokkaanse gastarbeiders en zelf moslim, een nestbevuiler genoemd.
ALS EEN BOEMERANG
Angst, verdriet, teleurstelling, cynisme. Ze voelde het allemaal na de aanslagen op vliegveld Zaventem en de Brusselse metro afgelopen 22 maart, vertelt Fraihi op een zondagavond – haar agenda zit stampvol – in een Antwerps café. ‘Ik was ook kwaad. Op de politici, de inlichtingendiensten, de politie. Op collega-journalisten die mijn werkwijze in twijfel hadden getrokken. Wie is er nu een onnozel wicht? Het was er, maar het werd allemaal weggehoond. Dat steekt enorm.’ Dat ze destijds zo hard werd aangepakt, ze kan er nog steeds niet bij, zegt Fraihi, terwijl ze een watertje bestelt. Als ze toch probeert een verklaring te formuleren, komt ze uit bij de angst voor extreemrechts: door de vuile was buiten te hangen, zou ze het Vlaams Belang in de kaart spelen.
Na de publicatie van haar boek hees die partij haar inderdaad, ongewild, op het schild. ‘Ik wilde problemen benoemen, zodat ze aangepakt zouden worden. Dan zou extreemrechts haar stokpaardje bovendien verliezen.’ Maar de vinger op de zere plek leggen, daar houden veel Belgen niet van, zegt Fraihi. ‘We durven hier nog steeds het beestje niet bij de naam te noemen. Juist daardoor hebben we de zaken te voorzichtig aangepakt en is rechts nog groter geworden.’
‘ER IS TE WEINIG AANDACHT VOOR DE SCHOONHEID VAN HET LEVEN, VAN TRAAG LEVEN’
extremisme is toch ook een gevoelig onderwerp, ook onder moslims? ‘We hebben het gevoelig gemaakt,’ stelt Fraihi. ‘We hebben hen de kans om het bespreekbaar te maken ontnomen, dat vind ik racistisch en islamofoob.’ Binnenskamers kreeg ze naar eigen zeggen ook bijval uit haar eigen gemeenschap. ‘Ze gaven ze mij gelijk. Maar zeiden ook: nu worden we nog meer gestigmatiseerd terwijl we het al lastig hebben.’
Zelf groeide Fraihi op in een ‘open en liberaal gezin’, waar de islam vrede en verdraagzaamheid betekende, de televisie altijd op het nieuws stond en veel gedebatteerd werd aan de keukentafel. Haar ouders stimuleerden haar, ook als het tegenzat. ‘Mijn naam blijft van vreemde afkomst. Ook ik werd anders benaderd wanneer ik solliciteerde voor een studentenbaantje, maar ook later in de journalistiek.’
Volgens Fraihi keken politici en bestuurders moedwillig de andere kant op toen Belgische moslimjongeren radicaliseerden. Er zijn heel veel ouders die aan de bel hebben getrokken: mijn zoon of dochter is van plan naar Syrië te vertrekken, zegt ze. Soms ging het om minderjarigen. De politie lachte die mensen uit. Ze hebben die jongeren doelbewust verwaarloosd, stelt Fraihi. “Niemand ging de metrostations in om hen te vragen: wat doen jullie hier de hele nacht? We hebben geprobeerd hen te laten verdwijnen door ze te negeren.’ Dat krijgt de samenleving nu als een boemerang terug: ‘Die jongeren willen meetellen, maar wij keken alleen op hen neer. En als je hen als maatschappij niets te bieden hebt, laten ze zich gelden op een manier waar je niet naast kunt kijken. Jezelf opblazen is een bevestiging van je identiteit.’
JUIST TWIJFELEN
Wat Fraihi zorgen baart is dat voorheen vooral de randgevallen vatbaar waren voor de jihad. Nu voelen ook hoogopgeleide jongeren met een baan zich ertoe aangetrokken. Die baan en dat diploma zijn geen garantie dat zij zich thuis voelen, dat zij een ankerpunt hebben in hun leven en zich niet machteloos voelen. ‘Onze maatschappij slaagt er niet in om jongeren te laten dromen. Islamitische Staat wel. Zij slagen er zo goed in dat jonge mensen zich opblazen voor iets waarvan ze niet zeker zijn dat het er is: het hiernamaals. Zij gebruiken de kracht van de verbeelding. Dat zouden wij ook meer moeten doen: de schoonheid van het leven laten zien, dromen verkopen.’
Fraihi ziet het groeiende extremisme als uitwas van een breder maatschappelijk probleem. Een samenleving die kampt met een doorgeslagen consumentisme. We zijn teveel gericht op presteren, het labelen van wat als afwijkend wordt gezien, het eigen gelijk, zegt ze. Er is te weinig aandacht voor de schoonheid van het leven, van traag leven. Van jezelf zoeken en de ander vinden. Daardoor dreigen we jongeren in het algemeen aan het verliezen, niet alleen moslims.
Er zou in het onderwijs veel meer ruimte moeten zijn voor persoonlijke ontwikkeling en filosofie, meent Fraihi. ‘Wij willen niet twijfelen, maar ik denk dat we jongeren in het onderwijs dat juist moeten leren: twijfelen, kritisch zijn, debatteren. Ook als leerlingen gekke dingen zeggen die niet passen bij ons wereldbeeld moeten we blijven babbelen.’ Ze probeert optimistisch te blijven, al vreest ze dat er ook na de aanslagen in Parijs en Brussel te traag wordt gereageerd. ‘Ik put hoop uit de leerkrachten die zich inzetten voor die jongeren waar wij zo op neer kijken. Er zijn veel belangrijke initiatieven op het gebied van sport, cultuur, huiswerkbegeleiding, maar die worden afgebouwd.’
Wat betekent dat voor Molenbeek? Krijgen fundamentalistische moslims daardoor nog meer de overhand? Gematigde moslims hebben het steeds moeilijker. Fraihi: ‘Ze zijn gelukkig nog in de meerderheid, al is de vraag hoe lang nog. Uit Duits onderzoek blijkt dat Belgische moslims het meest fundamentalistisch zijn van Europa. Die groep verkiest de sharia boven onze wetten, is homofoob en erkent de gelijkheid van mannen en vrouwen niet. Dat gedachtegoed wint terrein en daarmee raken steeds meer mensen verder losgezongen van de samenleving. Je ziet ook kinderen die hun moslimidentiteit benadrukken en dat ook bij hun ouders willen afdwingen, die naar hun idee niet streng genoeg in de leer zijn. Zij zoeken een verbondenheid in het geloof die ze in onze maatschappij niet vinden.’
MEER STILTE
Ziet ze zichzelf als gematigd rolmodel? Fraihi zucht. Wuift de suggestie weg. Ze vindt het mooi als studenten van islamitische origine haar bellen en feliciteren. Met het werk van tien jaar geleden, ja. Ze is even stil en moet dan lachen: “Het is zo gek om teruggekatapulteerd te worden naar iets dat ik tien jaar geleden heb gedaan.”
Heeft ze een missie? ‘Als ik die al heb is dat extremisten, zowel van rechts als moslims, een gezicht geven.’ Voor ABC News doet ze onderzoek naar de polarisatie tussen extreemrechts en extremistische moslims. Ze wil de onderbuik van de maatschappij laten horen, in de hoop dat mensen elkaar toch zien staan.
Het is wel eens lastig de moed er in te houden, erkent ze. Maar ze ziet ook goede ontwikkelingen. Moslimjongeren die zich emanciperen, die een onderneming beginnen. Regisseur Adil el Arbi (die de succesvolle film Black maakte) is daar het beste voorbeeld van, vindt. Maar je loswurmen van de sociale controle en groepsdruk is vaak moeilijk, weet ze ook. ‘Dat is de paradox van de integratie: hoe meer je je best doet, hoe moeilijker je het hebt. Het is makkelijker om je af te sluiten van de maatschappij en je eigen wereldje te creëren.’
Overheerst drie maanden na de aanslagen in Brussel de hoop of het cynisme? ‘Dat verschilt,’ zegt Fraihi. ‘Ik voel het allebei. Ik denk dat er iets meer afstand nodig is om dat te kunnen bepalen. Ik denk dat we dat allemaal nodig hebben. Een beetje meer stilte ook, om te reflecteren op onszelf en de maatschappij. Dat zijn we verschuldigd aan de slachtoffers. We babbelen te veel. Ik heb een zoon en dochter van 8 en 4 jaar. Ik weet niet in welke wereld zij zullen opgroeien. Een van extremen, mondialisering en versnippering waarschijnlijk. Ik probeer hen zoveel mogelijk in het hier en nu te laten leven. Ik stuur hen naar het gemeenschapsonderwijs, ze zitten op een school met een zeer diverse populatie. Ik wil hen laten zien dat we niet allemaal met gelijke kansen worden geboren, dat niet iedereen hetzelfde is. Het klopt, een betere wereld begint bij jezelf. Maar die moet wel omkaderd worden in een groter verhaal.’
BIO Hind Fraihi (1976) is een Belgische onderzoeksjournalist en publicist met Marokkaanse wortels. Ze werkt als researcher en fixer voor onder meer ABC News. Daarnaast is ze docent en coördinator van het postgraduaat Arabische Wereld en het Midden-Oosten van Hogeschool Thomas More. In 2005 publiceerde ze in Het Nieuwsblad een vijfdelige serie over moslimextremisme in Molenbeek, in 2006 verscheen het boek Undercover in Klein-Marokko. Onlangs verscheen het boek in Franse vertaling, en binnenkort brengt haar uitgeverij, Van Halewyck, het opnieuw uit. Momenteel werkt Fraihi met tv-maker en presentator Jan Leyers aan een documentaire over de islam in Europa.
Door Marijke de Vries