DE ZUSSENBAND VAN LOTTE EN STINE JENSEN
Tweelingzussen Stine en Lotte Jensen (44) zijn beiden filosoof, schrijven allebei en komen nu met hun eerste gezamenlijke boek: over zussen. ‘Zelf zien we vooral de verschillen.’
Op een prominente plek in de zitkamer van Stine Jensen hangt een schilderij van twee meisjes, de een in een rode jurk, de ander in een gele. Een erfstuk van haar Deense grootmoeder. ‘Ze zei altijd: dat zijn zusjes, meisjes zoals jullie,’ vertelt ze.
Gezeten aan de tafel bij het raam, met een prachtig uitzicht op de Kostverlorenvaart in Amsterdam, schenkt ze haar tweelingzus Lotte een kop thee in. Er zijn aardbeien en chocoladekoekjes. Stine Jensen is filosoof, schrijver (Go East, Waarom vrouwen van apen houden) en programmamaker (Dus ik ben, Licht op het noorden). Haar tweelingzus Lotte is universitair hoofddocent historische Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen en bracht onlangs het boek Vieren van vrede uit, over de Nederlandse identiteit.
Jullie hebben allebei filosofie gestudeerd, zijn allebei gepromoveerd en schrijven allebei boeken. Opmerkelijk.
Stine: ‘Zelf zien we vooral de verschillen. Zij houdt zich bezig met geschiedenis, ik met de actualiteit.’
Lotte: ‘Ik ben in de wetenschap gebleven, Stine niet. Dat is echt een ander bedrijf dan populariserende media.’
Stine: ‘Onze karakters zijn ook verschillend. Dat zag je al toen we nog klein waren. Lotte was het vrolijke, sportieve type. Ik was meer contemplatief, piekerend, altijd aan het lezen.’
Lotte: ‘Ik ben de oudste. Toen we klein waren, was ik de woordvoerder van ons tweeën.’
Stine: ‘Ik zei voor de grap weleens “Ja, baas” tegen haar. Maar daar ben ik mee opgehouden toen zij “Hé, slaaf” tegen mij begon te zeggen. Ik had soms wel het gevoel dat ik mijn plek moest bevechten. We deelden een grote kamer en als je samen in één ruimte zit, krijg je de neiging je territorium af te bakenen. Ik schreef met grote letters mijn naam in mijn boeken. We vochten om spullen. Een houten aap hebben we helemaal kapot getrokken. Ik weet nog dat een eigen kamertje mij een heel mooi vooruitzicht leek. Een eigen plek.’
Lotte: ‘Jij moest je plek harder bevechten dan ik. Ik was automatisch tevreden, gelukkig en aanwezig in die kamer.’
Stine: ‘Eerlijk gezegd vond ik het ook wel prettig dat zij de leiding had. Ik kon lekker een beetje wegdromen en zij regelde het allemaal. Toen ik voor het eerst zonder haar op vakantie ging in een groep, merkte ik dat ik steeds weer over haar begon. Ik miste mijn maatje en mijn woordvoerder. Ik vond het lastig zonder haar.’
Lotte: ‘Ik had de leiding, maar dat veranderde toen we naar verschillende middelbare scholen gingen, want toen sloegen we allebei onze eigen weg in. Dat was geen bewuste keuze. Ik wilde gewoon naar het gymnasium in Leiden en zij had een leuke school in Oegstgeest gezien.’
Stine: ‘Als je de helft van een tweeling bent, moet je op een gegeven moment een eigen identiteit gaan ontwikkelen. Dat vergt wat breuken. Dus het was heel goed dat we naar andere scholen gingen.’
‘De pijn tussen zussen wordt uitgevochten op de vierkante millimeter’
Waren jullie dan zo hecht?
Lotte: ‘Ja, heel hecht. We zijn in Denemarken geboren maar verhuisden op jonge leeftijd naar Nederland
omdat onze vader, die ingenieur was, hier werk had gevonden. We zaten in een vreemde omgeving. Onze ouders moedigden ons erg aan om te doen wat we leuk vonden en daar goed in te worden. Maar omdat ze naar een vreemd land waren verhuisd, hadden ze geen uitgebreid sociaal netwerk. Ze hadden ook niet een heel goed huwelijk. Er was vaak ruzie. Wij zijn daar goed doorheen gerold, want we hadden elkaar. We merkten er niet zoveel van omdat we in ons eigen wereldje zaten. Het was een gelukkige jeugd omdat we zoveel plezier met elkaar hadden. Als ik enig kind was geweest, had ik misschien niet zo’n gelukkige jeugd gehad.’
Stine: ‘We zijn nog steeds hecht. We appen elkaar elke dag. Soms alleen onnozele dingen als: Good morning, sunshine! We gaan elk jaar samen naar Kopenhagen, we gaan weekeinden wandelen. Onze zussenband bestaat uit rituelen die we telkens herhalen.’
‘Weet je nog dat jij zwanger was en dat ik zo meeleefde dat ik ook dikker werd?’
Stine krijgt met haar boeken en programma’s veel aandacht in de media. Ben je daar nooit jaloers op geweest, Lotte?
Lotte: ‘Nee, ik moet er niet aan denken om zo in de schijnwerpers te staan, dat lijkt me niks.’
Stine: ‘En ik moet er niet aan denken dat ik subsidie zou moeten aanvragen bij het NWO. Dat is weer niks voor mij.’
Lotte: ‘Tijdens onze puberteit ben ik weleens jaloers op Stine geweest. Je ziet onmiddellijk dat Stine de mooiste van de twee is. Ik had best knapper willen zijn, zoals zij.’
Stine: ‘En ik had graag ook een gouden medaille
om mijn nek willen hebben. Lotte won altijd allerlei
medailles met sporten. Ik ben ook weleens jaloers op haar geweest toen zij haar gezin al helemaal op orde had, terwijl ik nog aan het klungelen was. Zij had twee zoontjes, een relatie, een huis. En ik dacht: dat wil ik ook! Dat is gebeurd, ik heb nu een dochter en een relatie, maar indertijd was het helemaal niet zeker of dat nog zou gebeuren in mijn leven. Maar ik gunde haar wel het geluk.’
Lotte: ‘We zijn weleens jaloers geweest, maar we hebben elkaar vooral gesteund.’
Stine: ‘Weet je nog dat jij zwanger was en dat ik zo meeleefde dat ik ook dikker werd? Ik ben toen onbewust ook veel gaan eten. En op een gegeven moment zat ik op de fiets en kreeg ik opeens buikpijn. Ik heb je toen gebeld: is het al begonnen?’
Lotte: ‘Er was nog niets aan de hand.’
Stine: ‘Maar later die dag begonnen wel de weeën!’
Jullie hebben nu samen het zussenboek gemaakt, waarin jullie zussenrelaties onderzoeken. Wat is jullie het meest opgevallen?
Stine: ‘Dat zussen elkaar door dik en dun kunnen steunen, maar dat hun ruzies heel hoog kunnen
oplopen. Omdat ze een hele familiegeschiedenis met zich meeslepen. Er is vaak pijn tussen zussen en die wordt uitgevochten op de vierkante millimeter. Maar zussen kunnen elkaar ook versterken. Neem Marie Curie en haar oudere zus Bronia. Zij maakten samen een afspraak: Marie zou gaan werken, om de studie van Bronia te bekostigen. Daarna ging Bronia geld verdienen, zodat Marie kon studeren.’
Hoe zit dat met jullie zelf? Herkennen jullie die zussenruzies?
Lotte: ‘We kunnen verschrikkelijk ruzie maken. Over de meest futiele dingen. Maar vanuit de gedachte dat het altijd weer goed komt.’
Stine: ‘Het gaat vaak over wie het langst moet reizen als we een afspraak hebben. Ik woon in Amsterdam, maar Lotte helemaal in Elst. Dan moppert zij dat ze twee uur in de trein heeft gezeten.’
Lotte: ‘Ja, en dan komt zij vijf minuten te laat terwijl zij maar een half uur reistijd had. Het lijken kleine dingen, maar we kunnen compleet ontploffen.’
Stine: ‘Het gaat natuurlijk niet over die vijf minuten, maar over een patroon dat je al veel langer irriteert.’
Lotte: ‘Onze ergste ruzie ging over een koffer, een paar jaar geleden. Stine zou meegaan om een nieuwe
koffer met me te kopen, maar ze belde af omdat
ze een afspraakje had met haar nieuwe vriendje, die uit Nieuw-Zeeland kwam. Ze speelde ook met de
gedachte om in Nieuw-Zeeland te gaan wonen. Toen ze afbelde, was ik woedend. Ik riep: hoe kun je nu afzeggen, we zouden een koffer gaan kopen! Maar het ging eigenlijk niet over die koffer. Het ging erover dat ze plannen maakte om naar Nieuw-Zeeland te verhuizen. Diep van binnen vond ik het zo verdrietig dat zij misschien ver van mij vandaan zou gaan wonen.’
‘Het lijkt vaak alsof die zussenruzies over niks gaan, maar dat is niet zo’
Wat hebben jullie nog meer ontdekt over zussenrelaties bij het maken van dit boek?
Stine: ‘Je ziet opvallend vaak dat zussen uitblinken op hetzelfde vlak. Neem de zusjes Polgar, alle drie schaakkampioenen. Venus en Serena Williams, tennissterren. De gezusters Brontë, geweldige schrijvers. Door hun band kunnen zussen nog beter gaan presteren. Omdat ze jarenlang dingen samen doen, samen tennissen, samen schaken, samen schrijven.’
Lotte: ‘Ik heb voor dit boek toneelstukken van Ibsen, Shakespeare, Tsjechov en Tennessee Williams over zussen gelezen. Die stukken laten heel mooi zien hoe alledaags de band tussen zussen ook kan zijn. In een stuk van Tennessee Williams zien twee zussen elkaar na jaren weer. Maar ze gaan niet bijpraten. Ze gaan zitten en de een zegt tegen de ander: die bank van jou zit ook niet lekker, zeg. En hup, de verhoudingen zijn weer als vanouds.’
Stine: ‘In zussenrelaties zie je steeds dezelfde patronen opduiken. Het jongste zusje dat problemen geeft, de oudste zus die de baas is. De vaste rollen die zussen in een gezin hebben: de ene is de artistiekeling, de andere is de plichtsgetrouwe. En die rol heb je dan voor het leven. Er duikt trouwens de laatste tijd een veelheid aan films en series over zussen op. Zussen zijn klaarblijkelijk voor filmmakers veel inspirerender dan broers.’
Lotte: ‘Op de een of andere manier zijn er in zussenrelaties veel meer mogelijkheden voor drama.’
Waarom zou dat zijn?
Stine: ‘Ik heb het aan wat mannen gevraagd die broers hebben. Zij herkennen het niet, dat kibbelen en dat door dik en dun elkaar steunen, wat je bij zussen ziet. Broers zijn afstandelijker.’
Lotte: ‘Ik denk dat het met socialisatie te maken heeft. Dat zussen meer dan broers leren dat het belangrijk is hoe je je ten opzichte van elkaar verhoudt. Er lijkt altijd meer rivaliteit te zijn tussen zussen dan tussen broers.’
Zou het kunnen zijn omdat eeuwenlang in gezinnen meer ruimte voor broers was dan voor zussen? En dat zussen daarom meer om aandacht moeten vechten?
Lotte: ‘Dat zou kunnen. Het lijkt vaak alsof die zussenruzies over niks gaan, maar dat is niet zo. Neem de vete tussen de Britse schrijvers Margaret Drabble en A.S. Byatt. Die zussen willen elkaar nooit meer zien vanwege een theeservies uit de familie. Maar dat was niet omdat ze dat servies allebei wilden hebben, maar omdat ze het allebei als motief in een boek wilden gebruiken. En de ene zus was de andere sneller af. Dat theeservies staat dus symbool voor het je ongevraagd toe-eigenen van geestelijk gedachtegoed. Dat is beslist geen kleinigheid.’
Stine: ‘Maar het gaat in ons boek niet alleen over
gekissebis. Wat we vooral willen laten zien, is de rijkdom van zussenrelaties. Hoe belangrijk die band kan zijn.’
Lotte: ‘Een van de mooiste foto’s in ons boek is een foto van Margot en Anne Frank. In Anne’s dagboek lees je dat ze zoveel strijd hebben, dan zit ze weer te vitten op haar zus. Maar uit die foto spreekt zoveel liefde. Margot de grote zus, Anne het kleine zusje. Ze kijken heel gelukkig. Ontroerend vind ik dat.’
Stine: ‘De zussenband is een onverbrekelijke band. Van je man kun je scheiden, maar van je zus niet. We hebben Byatt en Drabble dan ook gewoon bij elkaar gezet.’
Lotte: ‘We hebben het theeservies gelijmd.’
Zussenboek, Stine Jensen en Lotte Jensen (Uitgeverij De Geus, € 19,95)
Door Renate van der Zee