ZO VIER JE HET LEVEN
Haar keiharde jeugd, waarin ze werd groot gebracht als een soldaat, maakte dat Marina Abramović zich als kunstenaar toonde in extreme, uitputtende, vaak bloederige performances. Nu is ze 70. Dat heeft ze gevierd, onder meer met een autobiografie.
Bella Hadid, Naomi Campbell en alle andere bezoekers van Marina Abramović’ 70ste verjaardagsfeestje, afgelopen 30 november in het Guggenheim Museum in New York, kregen bij binnenkomst een kaart met instructies in de handen gedrukt, plus een geluidwerende koptelefoon. De avond bleek uit twee delen te bestaan: eerst zeventig minuten stilte, pas daarna: entertainment
Toen de gong klonk voor deel twee kwam Abramović het museum in schrijden, met aan haar zijde Anohni, de zanger van Antony and the Johnsons, gehuld in
een zwarte pij. Een imposante speech bleef uit: Abramović sprak een doodnormaal dankwoord uit. Vervolgens brachtAnohni de meezingdraak My Way ten gehore. Als we de ooggetuigen mogen geloven, schuurde de exclusieve party verrassend dicht aan tegen het jubileumfeest van het Jordanese café Nol.
Zo zie je maar, Abramović is lang zo serieus en streng niet als haar kunst zou doen geloven. In elk geval is ze dat niet alléén, zo blijkt ook uit de autobiografie Walk Through Walls, die op dezelfde avond werd gepresenteerd. Daarin vertelt ze via ghostwriter James Kaplan haar fascinerende levensverhaal, gedetailleerd, ietwat geromantiseerd, maar zeer onder-
houdend, zelfs met de nodige zelfspot. Zo zegt ze over de eerste ontmoeting met de Amerikaanse criticus Edit DeAk: ’Ik was zwaar onder de indruk van haar. Om te beginnen had ze een grotere neus dan ik.’
Abramović had een keiharde jeugd. Haar ouders hadden als partizanen aan de zijde van Tito gestreden, waardoor ze na de oorlog in Belgrado een goede baan en een groot huis kregen, en andere privileges genoten. Maar hun huwelijk was slecht (‘Ze sliepen allebei met een geladen pistool op hun nachtkastje’). De kleine Marina werd grootgebracht ‘als een soldaat’: haar moeder maakte haar wakker als ze ’s nachts haar lakens te veel kreukelde, en om te leren zwemmen gooide haar vader haar in de Adriatische Zee. Gelukkig verbleef ze geregeld bij haar oma, een gelovige vrouw die hield van rituelen. Bij haar ervoer Abramović ‘een diep gevoel van sereniteit’.
De onverschrokkenheid die ze toonde in extreme, uitputtende, vaak bloederige performances, die haar zelfs een paar keer bijna het leven kostten, valt voor een deel terug te voeren op de spartaanse vastberadenheid die ze van haar ouders had meegekregen. Maar in de autobiografie leer je vooral ook de andere, ‘zachte’ kant van Abramović kennen: haar verlangen naar warmte, haar zoektocht naar rust en evenwicht, naar een verhoogde staat van bewustzijn. Ontelbaar zijn haar reizen naar afgelegen tempels en ontmoetingen met boeddhistische monniken, tulku’s en sjamanen.
Natuurlijk staat ze uitgebreid stil bij haar grote liefde Ulay, met wie ze twaalf jaar lang talloze baanbrekende performances uitvoerde, tot aan hun legendarische breuk die volgde op een maandenlange wandeling over de Chinese Muur, waarbij ze elkaar in het midden zouden treffen. In 2012 volgde er een emotioneel weerzien toen hij onverwacht tegenover Abramović plaatsnam tijdens haar performance The Artist is Present, als onderdeel van de gelijknamige tentoonstelling in het Museum of Modern Art in New York. Maar zodra hij was opgestaan, herpakte ze zich en keek ze de volgende persoon die voor haar ging zitten weer uitdrukkingsloos, maar vol overgave, recht in de ogen.
Abramović is niet alleen een kunstenaar met een verhaal, maar ook met een missie. Ze besluit haar boek door de lezer op het hart te drukken dat ‘geen enkel obstakel onoverkomelijk is’. Vooruit, met het leven dat zij heeft geleid, mag ze dat wat mij betreft zeggen. En dan wil ik best nog zeventig minuten stil zijn ook.
Door Arjan Reinders
Walk through walls, een memoir, Marina Abramovix en James Kaplan (Nijgh & Van Ditmar, 24,99)