Zó is die documentaire over Jesse Klaver toch gewoon te zien
Gisterenavond zat Joey Boink – de maker van de documentaire over Jesse Klaver- bij Eva Jinek. Hij werd er ondermeer geconfronteerd met de uitspraken van Gerard Timmer, algemeen directeur van BNNVARA. Timmer stelde niet vooraf te hebben geweten dat Boink in dienst was van GroenLinks toen hij de beelden schoot. Boink vond dat een raar verhaal, hij had uitvoerig gecommuniceerd met de mensen van BNNVARA, in het bijzonder de eindredacteur. Maar een eindredacteur is geen algemeen directeur dus zowel het verhaal van Boink als dat van Timmer kan kloppen. Een algemeen directeur is waarschijnlijk niet tot in detail op de hoogte van elke productie. Maar hij is wel eindverantwoordelijk.
Op de vraag aan Boink of er geen ‘workarounds‘ denkbaar zijn om zijn beelden toch uit te zenden antwoordde hij dat de rechten bij BNNVARA zijn en dat hij begreep dat die omroep er niets mee gaat doen. Terugkopen dan? Ook dat leek Boink niet haalbaar.
Tenzij we essentiële informatie missen is er een heel simpele oplossing. Als Boink in dienst was bij GroenLinks, dan zijn beelden eigendom van die partij. Auteursrecht is in Nederland nu eenmaal zo geregeld: een werk dat in loondienstverband wordt vervaardigd is automatisch eigendom van de werkgever. Zou Boink ZZP-er zijn geweest, dan lag het anders.
Van het ruwe materiaal berusten de rechten dus bij GroenLinks. Omdat BNNVARA met dat ruwe materiaal de documentaire heeft gemaakt, heeft de omroep dáár wel wat over te zeggen. Door de montage is er een nieuw werk ontstaan dat niet van GroenLinks is.
Het is nu aan Boink en GroenLinks om met de ruwe opnamen opnieuw een documentaire samen te stellen. Die kan dan zó online en zal – gezien het momentum – misschien wel een miljoenenpubliek trekken.