Kunnen we het eens hebben over studenten?
Het nieuwe studiejaar is inmiddels ruimschoots begonnen en volgens de laatste cijfers kent ons land inmiddels ruim 122.000 studenten die uit 162 landen komen maar niet uit Nederland.
De beelden zijn inmiddels verdwenen van de voorpagina’s maar eerder zagen we ze: studenten op campings, in tenten. Het kamertekort is groter dan ooit en die stijging met 10.000 – vorig jaar waren er 112.000 buitenlandse studenten – draagt niet bij aan de oplossing. Prijzen van kamers exploderen en dat opgeteld bij het huidige stelsel van studiefinanciering maakt dat het er voor onze zonen, dochters en kleinkinderen niet eenvoudiger op.
Het is een groot goed dat onze universiteiten open staan voor alle nationaliteiten maar je moet bij de deur wel bedenken wat je opnamecapaciteit is. En hoe je het besteedbare geld uitgeeft. Als je dat nalaat en het resulteert erin dat Nederlandse studenten problemen ontmoeten, dan wordt het tijd om eens kritisch te kijken naar de middelen om studenteninstroom uit het buitenland te beperken zolang de ermee samenhangende problematiek voor Nederlandse studenten niet wordt opgelost. We hebben het over huisvestingsproblematiek, studieschuld. En, van een ander karakter maar ook onderwerp van discussie: het steeds vaker Engelstalig zijn van Nederlandse studies.
Een student kost de samenleving heel veel geld dat resulteert in maatschappelijk kapitaal waarvan de samenleving daarna weer profiteert. Of zou moeten profiteren. De Algemene Rekenkamer zette het in 2014 eens op een rij, hieronder 3 voorbeelden:
- Een studente die de Kunstacademie (hbo) heeft gedaan, betaalt zelf 12.832 euro aan die studie, de overheid 65.844 euro. Vijf jaar na afstuderen verdient zij gemiddeld 21.600 euro per jaar. Met dat inkomen is de eigen investering in de opleiding na 19 jaar terugbetaald, de overheid heeft de investering er na 35 jaar nog niet uit.
- Een student die een universitaire opleiding in de gezondheidszorg heeft gedaan, betaalt zelf 17.268 euro aan die studie, de overheid 88.486. Vijf jaar na afstuderen verdient die hij gemiddeld 49.900 euro per jaar. Daarmee is de eigen investering in de opleiding in 4 jaar terugverdiend, die van de overheid in 8 jaar.
- Een economiestudie aan de universiteit kost de overheid ongeveer 73.000 euro. Daarnaast betaalt de student nog zo’n 12.000 euro zelf. Een meisje dat direct na het afronden van deze studie aan het werk gaat, heeft de overheidsbijdrage in 8 jaar na het afstuderen terugbetaald aan inkomstenbelasting. De kosten die de studente en haar ouders zelf hebben gemaakt zijn in 4 jaar terugbetaald.
Je kunt het wat kort door de bocht vinden maar als er in ons land 122.000 buitenlandse studenten zijn – dat aantal daalt in elk geval niet – dan investeren wij daar al snel 122.000 maal € 55.000,- (netto) ofwel een kleine € 7 miljard in, per studiecyclus. In de hierboven genoemde voorbeelden is er sprake van een terugverdientijd waarvan het tenminste niet vaststaat dat die ook voor buitenlandse studenten opgaat, de meesten gaan terug.
Nederlandse studenten en studenten uit de EU betalen het bij wet vastgestelde tarief van 2083 euro. Aanvullend ontvangen universiteiten bekostiging van het ministerie van OCW voor deze studenten, en dus niet voor studenten buiten de EU.
Intussen studeren er jaarlijks natuurlijk ook Nederlandse studenten in het buitenland. Goede cijfers ontbreken (nog), in januari berichtte het CBS: ‘In totaal brachten 33.000 studenten een deel van hun opleiding in het buitenland door.’ Hier een link naar een goed onderbouwd artikel uit het NRC. Maar die cijfers komen niet verder dan ‘een deel van de studie’, hoe dan ook is er sprake van een flinke disbalans tussen de buitenlandse studenten die wij faciliteren en Nederlandse studenten die voor een deel in het buitenland studeren.
Het leek ons goed om eens wat cijfers op een rij te zetten. Het gaat om heel veel geld, dan mag je de besteding ervan wel eens kritisch bekijken. Intussen groeit wel het bewustzijn over de problematiek, zie hier.