Nog maar eens: de reacties op ons stuk over de sociotherapeut die een 16-jarig meisje prostitueerde
Gisteren schreven we een veelgelezen artikel over de strafzaak tegen een sociotherapeut die een 16-jarig meisje prostitueerde en haar bovendien gebruikte voor het maken en verspreiden van kinderporno. We vonden de strafeis van vijf jaar veel te laag.
Dat kwam ons op veel instemmende reacties op social media te staan maar ook op afwijzende. Citaat, een reactie op Facebook:
‘Wat een ontstellend ongenuanceerd, kort-door-de-bocht artikel. Überhaupt zelf wel eens bij strafzaken gaan kijken? Nederland straft internationaal gezien behoorlijk stevig. Zeker als je daarbij verdisconteerd dat twee jaar in het ene land niet hetzelfde betekent als twee jaar in het andere land.’
Zo’n reactie schuurt en jeukt. Nu zijn social media bij uitstek niet de plaats voor genuanceerde reacties dus we zijn wel wat gewend. Maar in deze reactie wordt nogal wat geroepen, reden voor ons om daar – bij uitzondering – maar eens op in te gaan.
‘Ontstellend ongenuanceerd, kort-door-de-bocht artikel’
Dat lezen we maar wat er ongenuanceerd en kort-door-de-bocht zou zijn, dat blijft gissen. Ons artikel noemt vooraleerst de feiten: 46-jarige sociotherapeut, als zodanig werkzaam bij een instelling. Maakt en verspreidt kinderporno van een bij de start 15-jarig meisje dat hij leert kennen via een dating-app. Zet haar vervolgens aan tot prostitutie en roept mannen op haar te gebruiken.
Vooralsnog zien we niet wat daaraan ‘ontstellend ongenuanceerd, kort-door-de-bocht’ kan zijn.
Vervolgens vermelden we de strafeis correct: vijf jaar.
Ook dat lijkt ons nog altijd niet ‘ontstellend ongenuanceerd, kort-door-de-bocht’.
Wie feiten ‘ontstellend ongenuanceerd, kort-door-de-bocht’ vindt moet het toch echt bij zichzelf zoeken.
En tenslotte maken we duidelijk dat we die strafeis veel te laag vinden, zeker in het licht van de wetenschap dat de dader er met tweederde van z’n straf al weer van af is én doorgaans ook al ruim voor zelfs dat tijdstip al begint met resocialisatie.
Dat is een standpunt en geen feit, daarvan kun je iets vinden. Maar daarmee is het nog altijd niet ‘ontstellend ongenuanceerd, kort-door-de-bocht’.
Wie OPZIJ met enige regelmaat volgt weet dat we al weer een tijdje geleden berichtten over de veroordeling van een groep mannen voor een groepsverkrachting in het Spaanse Pamplona. De straf – acht jaar – riep in Spanje een maatschappelijk debat op de hoogte ervan: (veel) te laag. Gezien de gruwelijkheid van wat zich afspeelde vroeg OPZIJ zich af hoe dat in Nederland zou zijn geweest en stuitte op een richtlijn van het OM: vertrekpunt voor een modeleis bij verkrachting: drie jaar waarop vervolgens verzachtende en verzwarende omstandigheden worden toegepast.
‘Nederland straft internationaal gezien behoorlijk stevig’
Die drie jaar vonden we – inderdaad – schokkend laag maar in elk geval duidt het er niet op dat Nederland zwaarder straft dan andere landen, iets dat de reactie van gisteren suggereert.
Meningen op social media hebben in elk geval één nare eigenschap: als ze maar met grote stelligheid worden geponeerd lopen we het risico dat ze vaak worden geciteerd, gekopieerd en zo in de hoofden van velen een waarheid zijn geworden.
Hoewel het voor onze casus helemaal niet uitmaakt hoe er internationaal wordt gestraft – daar heeft een slachtoffer niets aan – probeerden we daarvan toch maar eens een beeld te krijgen. Dat is ons niet gelukt, we vonden helemaal geen goed onderzoek. Wel in vele opiniestukken die mening maar nooit een onderbouwing.
Disclaimer: dat wij zochten en niets vonden kan zonder betekenis zijn, we staan open voor elk bewijs van het tegendeel. Maar dan wel graag feiten en een goede onderzoeksstructuur. Want anders wordt het al snel een ‘Ontstellend ongenuanceerd, kort-door-de-bocht artikel’
Een zo’n artikel kunt u hier lezen maar belangrijker nog vinden we de uitgebreide reactie onder het artikel van Dato Steenhuis, van 1992 tot 2006 lid van het College van procureurs-generaal van Nederland.
Ook in dit artikel – dat ogenschijnlijk heel gedegen is – wordt gerept van die veronderstelde best zware straffen in Nederland. Na die stelling volgt een voetnoot maar wie daarop klikt krijgt geen enkel bewijs, je komt uit op het deel van de website van de rechtbanken waar uitspraken worden gepubliceerd. Het lijkt – met zo’n voetnoot – dus wel van alles maar het is zonder betekenis. Er is geen enkele vergelijking met uitspraken in het buitenland. We citeren uit de reactie van Steenhuis:
‘……..de eenzijdige, overdreven aandacht voor het welzijn van de verdachte. Ik ken de onderzoeken die ze opsomt over het effect van straffen op recidive en ben op de hoogte van de methodologische problemen die ze met zich meebrengen en de gevolgen die dat heeft voor de betrouwbaarheid van de hun resultaten. Maar ik wil het er niet over hebben. En aan problem solving justice moet ik al helemaal niet denken. Want wiens problemen worden eigenlijk opgelost? U raadt het al: die van de veroordeelde.
Wie een misdrijf pleegt verstoort de samenleving en verwerft zich een onrechtmatig “voordeel”. Dat is destructief, niet de reactie erop. Op mijn betoog dat rechtspreken geen verlengstuk moet zijn van het opvoedings- en socialisatieproces, dat er in het strafrecht een ander domein wordt betreden, waar niet de verdachte maar de samenleving centraal moet staan, gaat ze in het geheel niet in en ik heb er dus ook niets aan toe te voegen.
Harde cijfers over het feit dat Nederlandse rechters zwaarder straffen dan elders in Europa heb ik in de genoemde publicatie onder noot 2 niet kunnen vinden……..’
Terug naar ons artikel van gisteren.
Wij hebben niets willen zeggen – en dat deden we dan ook niet – over internationale vergelijkingen. We vonden de strafeis te laag, zeker in dit specifieke geval. Er is namelijk sprake van een stapeling van feiten:
- een sociotherapeut
- in dienst bij een instelling, gefinancierd door ons stelsel
- maken en verspreiden van kinderporno
- een 15- en vervolgens 16-jarig meisje
- prostitueren
- prostitueren van een minderjarig meisje
- oproepen om van haar ‘diensten’ gebruik te maken.
Net als in verkrachtingszaken heeft het OM ook hier – maar slechts ten dele een richtlijn voor strafmaten. Er zijn er twee van toepassing. Prostitueren wordt steeds meer in lijn gezien met vrouwenhandel, die richtlijn ontwikkelt zich nog en is niet volledig duidelijk.
Maar de richtlijn als het gaat om kinderporno is dat wel. U kunt ‘m hier lezen.
We kunnen hier even niet om de techniek van terminologie heen. Dan heet het in deze richtlijn:
– het een beroep/gewoonte maken van het (heimelijk) maken van opnames van minderjarigen en/of het(daarbij) inzoomen op/nadrukkelijk in beeld brengen van (bedekte) geslachtsdelen/borsten/billen en/of waarbij sprake is van seksueel misbruik/penetratie
Alleen al daarop staat – als basis – 36 tot 48 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In de toelichting lezen we:
‘Strafbare feiten gepleegd over een langere periode (langer dan 3 maanden), dienen zwaarder aangerekend te worden dan een enkel feit of een feit dat enkele malen in een kortere periode (minder dan 3 maanden) is gepleegd. In beide gevallen kan sprake zijn van het in art 240b lid 2 sr genoemde “maken van een beroep of gewoonte” van het plegen van kinderporno-delicten, waarop een maximumstraf van 8 jaar is gesteld.’
Tot zover hoe de strafeis had kunnen luiden, alleen al op basis van kinderporno. 36 – 48 maanden plus verzwaringen op basis van feiten en omstandigheden.
We hebben het dat nog niet over:
- een sociotherapeut
- in dienst bij een instelling, gefinancierd door ons stelsel
- een 15- en vervolgens 16-jarig meisje
- prostitueren
- prostitueren van een minderjarig meisje
- oproepen om van haar ‘diensten’ gebruik te maken.