Column Etchica Voorn: ‘Ik heb je vast”
In de nieuwe OPZIJ schrijft Etchica Voorn:
Bij binnenkomst valt mij op dat zijn wangen alweer een slagje dieper zijn ingevallen dan de dag ervoor en een bedrieglijk gezonde kleur hebben. Fris rood met die typische bruine vlekjes zoals ze in de mannelijke lijn van zijn familie voorkomen. Sinds kort ligt hij in hospice De Heideberg in Santpoort. Een hospice, een huis vol engelen – vrijwilligers en verpleegkundigen – die met geduld, liefde én medische hulp zieke mensen in hun laatste levensfase bijstaan en verzorgen. Kopjes thee drinken, een goed gesprek voeren, troosten, luisteren én volgen. Of de terminale mens nou zin heeft in een sigaretje of in een kroketje, naar het strand of het bos wil, er wordt alles aan gedaan om laatste wensen te vervullen.
“Ik wil héél graag zwemmen,” zegt hij. “Mij nog één keer onderdompelen in het warme water van een zwembad. Dat lijkt me zo heerlijk.” Zijn blik meandert naar oorden waar ik alleen maar naar kan raden, tot zijn blauwe ogen oplichten: “Een paar weken geleden liep ik nog langs de Vinkeveense Plassen. Toen had ik ook al enorme zin om een duik te nemen.” Een vette glimlach verschijnt op zijn gezicht en ik vang een glimp op van de knappe verleidelijke man die hij geweest moet zijn.
“Wil je bietensap?” vraag ik. “Van verse bieten gekookt. De afdronk is wel een klein beetje bitter.”
“Doe maar, ik probeer het wel.”
Een moment overvalt me een krampachtig gevoel over het aanstaande verlies. In de afgelopen drie weken heb ik meer tijd met hem doorgebracht dan in de twintig jaar dat ik hem ken. Ik kan me niet aan het cliché onttrekken dat dat gegeven ons dichter bij elkaar heeft gebracht. Gulzig en voorzichtig tegelijk neemt hij een paar slokken. Het groentesap kleurt zijn lippen paarsrood.
“Staat je goed,” grap ik. Weer die schuine glimlach. “Ik vind het erg leuk dat ik je nu leer kennen,” beken ik. Het woord ‘leuk’ klinkt superknullig maar ik weet het niet anders te brengen.