De mythe van de lage werkloosheid: de inflatie van het begrip ‘baan’
Het Centraal Bureau voor de Statistiek publiceerde cijfers over de arbeidsmarkt in februari. Het is een juichverhaal met een historisch lage werkloosheid van 3,4 procent. Het CBS kan er ook niets aan doen dat de definities zijn zoals ze zijn, vaak ook onder Europese dwang.
Een van de grootste schandalen is het dat Nederland – en dus het CBS – tijdens de kredietcrisis min of meer werd gedwongen om de internationale (lees: Europese) definitie van ‘een baan’ te gaan hanteren terwijl we tot dat moment een eigen, Nederlandse, definitie kenden.
Het verschil? We noemen iets nu een baan als iemand werk heeft voor één uur per week. Eerder was dat tenminste 12 uur. Daardoor telt nu elke vakkenvullende scholier mee, mits hij of zij 15 jaar of ouder is. Citaat van de CBS-site:
‘Volgens de internationale definitie, die aansluit bij de richtlijnen van de International Labour Organization (ILO), wordt iedereen geteld die werkt of wil werken, ook scholieren met kleine bijbaantjes. Dat betekent dat de grens op 1 uur per week ligt. De nationale definitie omvat alleen mensen die substantieel werk hebben of willen en voor wie betaald werk een (zeer) belangrijk onderdeel is van hun dagelijks leven. Daarom is de grens bij 12 uur per week gelegd.’
Kijk, zo maak je succesvol kabinetsbeleid, de banengroei lijkt opeens niet meer te stuiten.
We kennen in ons land een ‘beroepsbevolking’ – ook weer zo’n bijzondere definitie want hij omvat iedereen van 15 tot 75 jaar – die ca. 13 miljoen mensen omvat. Dat in de praktijk niet meer dan ca. 10 procent van de ouderen tussen 65 en 75 jaar nog werkt staat die definitie kennelijk niet in de weg.
Van de beroepsbevolking hadden er in februari 2019 8,9 miljoen personen betaald werk en dat maakt een arbeidsparticipatie van 68,4 procent. Van die 8,9 personen hadden er 4,5 miljoen een voltijdbaan want – weer zo’n definitie – ze werkten tenminste 35 uur per week.
Die 35 uur als ‘voltijdbaan’ is bijzonder want de gemiddelde voltijdweek in de ca. 850 in ons land lopende CAO’s is hoger tot flink hoger. Zelfs bij niet al te veeleisende Rijksoverheid geldt een arbeidsduur van 36 uur. Maar CAO’s in het bedrijfsleven tenderen allemaal naar 38 tot 40 uur.
Waarom hanteren we als definitie van een voltijdweek dan niet het gemiddelde van die 850 CAO’s dat al snel 10 procent hoger ligt? Dan zou het deeltijdpercentage toenemen en dat moeten we natuurlijk niet willen……
Naast die zogenaamde voltijdwerkers waren er in februari 4,3 miljoen deeltijdwerkers. Zoals gezegd: dat ben je al in 3 VMBO voor vier uur per week bij Albert Heijn. Op je 15e verdien je dan wel € 4,58 per uur. Bruto.
En dat tellen we dan gewoon mee als een baan, echt waar.