Sheila Sitalsing: ‘De horror van veertien zijn’
In The Girls van Emma Cline, een ragfijne roman over tienermeisjes die in de ban raken van een smoezelige man die twee keer zo oud is als zij, een mislukte muzikant die in krantenclichés ‘de charismatische sekteleider’ zou heten, meende ik een verklaring te lezen voor de aantrekkingskracht van het donker. Ik worstel met die aantrekkingskracht, volg vertwijfeld het nieuws over de vrouwen die ze ‘jihadbruiden’ noemen. Als meisjes zijn ze afgereisd naar het kalifaat toen ze vijftien, zestien, zeventien waren, verloofd met een man die vaak zelf de puberteit amper was ontgroeid. Ze baarde zijn kinderen, en nadat hij gesneuveld was in de smerige oorlog, trouwde ze een ander en baarde ze diens kinderen. Inmiddels is ze volwassen, zit ze met haar kinderen in een kamp dat het midden houdt tussen opvang en gevangenis.
Van daaruit weigert ze, gewikkeld in zwarte doeken, haar zwarte ideologie af te zweren, terwijl ze smeekt om terug te mogen. Naar huis, naar het vrije Westen waar de schappen bij Albert Heijn vol liggen en de verwarming het altijd doet. Ik lees dat het niet aan gaat om haar jihadbruid te noemen, omdat je daarmee haar acties romantiseert en haar medeplichtigheid aan een genocidaal bewind wegmoffelt. Ik lees dat het niet feministisch is, want door haar af te schilderen als een leeghoofdig bakvisje dat voor een foute man viel en hem slaafs volgde, ga je mee in een eeuwenoud idee. In de suggestie dat vrouwen te dom zijn voor politiek, dat meisjes niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor hun misdaden omdat ze naïef en stom zijn – in modern Nederlands heet het dat je hun agency ontkent.
Bij Emma Cline lees ik ondertussen over de horror van veertien of vijftien zijn (en ik weet weer: god, wat was dat gruwzaam), en over de hondse trouw die je op die leeftijd kunt voelen voor iedereen die wereldser is dan jij, en zekerheden biedt waar jij je als een drenkeling op open zee aan kunt vastklampen. In The Girls gaan de meisjes zich uit naam van hun smoezelige leider te buiten aan een walgelijke slachtpartij van onschuldigen, een peuter incluis. In het kalifaat lieten de tienermeisjes hun kleuters naar onthoofdingen kijken, moedigden ze hun moordende mannen aan, hielden ze Yezidi-vrouwen en -kinderen als slaven, en verraadden ze hun zusters die er niet zedig genoeg bijliepen aan de zedenpolitie.
Voor Clines meisjes voel ik een diep mededogen. Voor de kalifaatvrouwen probeer ik het, uit alle macht. Maar het wil niet lukken.