Column Etchica Voorn: ‘Drammers’
Dus, u wilt dat 1 juli een nationale herdenkingsdag wordt?”
De man sprak met een onmiskenbaar Brabantse tongval en articuleerde elk woord alsof hij bang was dat wij hem niet zouden verstaan. Donkere kraalogen onder een bijna kale schedel deden me aan Lambik denken, alleen dan mét bril. Hij zou niet wijken voordat ik hem antwoord gaf op zijn retorische vraag, dat was duidelijk.
Ik stond met andere studiogasten en de presentatrice na te gloeien van een enerverende editie van het radioprogramma Spraakmakers. Het was daags na de WK-finale die onze Oranjevrouwen hadden verloren, maar iedereen was apetrots op ze. Een mazzeltje om over dit unieke momentum mee te mogen praten. Ik mocht ook een gast en onderwerp inbrengen. Het was glashelder wie ik uit wilde nodigen: Emma Lesuis. Haar voorstelling Aardappelbloed – gezien op Oerol – had mij tot tranen toe geroerd. Het spoorzoeken naar haar Surinaamse roots, de ontdekking van haar tot slaaf gemaakte voorouders. Het herkenbare schipperen tussen twee culturen. Voor de een ben je niet wit genoeg voor de ander verre van zwart. De ‘grapjes’ over je huidkleur. De eeuwige vraag, waar je écht vandaan komt. Precies een week voor de uitzending was het Keti Koti (spreek uit kettikotti) wat gebroken ketenen betekent. Op 1 juli, de dag dat in 1863 de afschaffing van de slavernij officieel werd. Nederland deed er als enige kolonie destijds nog een schep van tien jaar bovenop. Ik weet niet hoe het met u is, maar mij was dit feit lang onbekend.