Gender-gap in de wetenschap
Dit jaar won voor het eerst een vrouw de Abel Prijs, bekend als de ‘Nobelprijs voor de wiskunde’. De eer viel toe aan de 77-jarige Amerikaanse wiskundige Karen Uhlenbeck. Ze kreeg de prijs voor haar baanbrekende werk waarbij ze twee wiskundige formules aan elkaar koppelde. Het had een haar gescheeld of ze was gestopt met haar vak. Ondanks haar liefde voor ‘de elegantie en schoonheid van de wiskunde’ voelde ze zich jarenlang een buitenstaander in de academische mannengemeenschap, vertelde ze. Het kostte haar grote moeite om zichzelf als wiskundige te zien omdat ze een vrouw is en het in haar vakgebied aan sterke vrouwelijke rolmodellen ontbreekt.
Uhlenbeck is niet de enige vrouw die zich slecht thuis voelt in de door mannen gedomineerde academische wereld. Het gevoel er niet te passen, is een van de belangrijkste redenen waarom vrouwen uiteindelijk afhaken, vertelde hoogleraar sociale en organisatiepsychologie Belle Derks, op de #Gendersummit17 in Amsterdam. Daar werd op 3 en 4 oktober in internationaal gezelschap gesproken over de achterstand van vrouwen in de wetenschap. De gegevens zijn inmiddels welbekend: er studeren inmiddels meer meisjes dan jongens. Ze doen dit sneller en met betere resultaten. Maar na het afstuderen, gebeurt er iets merkwaardigs. Zodra er moet worden gesolliciteerd naar banen als aio, postdoc, universitair docent of hoogleraar begint het aantal vrouwen te dalen. Hoe hoger de universitaire positie, hoe lager het aandeel vrouwen. Dit is een Europa-breed fenomeen. In Nederland is 53 procent van de afgestudeerden vrouw terwijl slechts 21 procent van de hoogleraren vrouwelijk is.
Topvrouw van het jaar, hoogleraar Rianne Letschert, rector van universiteit van Maastricht, zei dat ze wacht op de dag dat er geen gendersummits meer nodig zijn. Maar voorlopig is zij nog een van de schaarse vrouwelijke academische boegbeelden die volgens Derks hard nodig zijn om vrouwen aan de universiteiten te binden. 22 van de 46 EU-landen hebben helemaal geen vrouwelijke rectoren op hun universiteiten.
Als een vrouw omhoogkijkt in de academische organisatie ziet ze vrijwel alleen mannen aan de top van de piramide, en dat is voor haar geen aanlokkelijk perspectief. Het prototype succesvol academicus is een man met stereotiepe ‘mannelijke’ kwaliteiten: zelfverzekerd, competitief en naar buiten gericht. Als een vrouw hetzelfde gedrag vertoont ziet haar omgeving haar als een bitch. Van vrouwen wordt verwacht dat zij warm zijn, zorgzaam en goed samenwerken. Gevolg van deze stereotiepe seksepatronen is dat vrouwen zich minder identificeren met een academische carrière. Ze moeten zich meer bewijzen. Sommigen denken zelf ook niet dat ze voldoen aan het imago van een succesvol academicus en gaan hierdoor eerder op zoek naar een baan buiten de universiteit. Het ligt niet aan hun intelligentie, vrouwen doen qua prestaties niet onder voor mannen. Daarom noemde hoogleraar Paul Boyle de vrouwelijke braindrain in de wetenschap zorgelijk. Gender-gelijkheid is niet een kwestie van aardig zijn voor vrouwen, zei hij. Ongeacht gender en afkomst zouden we ervoor moeten zorgen dat de beste mensen de academische top behalen voor het maatschappelijk welzijn.
De pay-gap houdt vrouwen ook al niet binnenboord, want in Nederland verdienen zij gemiddeld 798 euro per maand minder dan mannen. Weliswaar heeft het beloningsverschil te maken met leeftijd en functieniveau, maar vrouwelijke hoogleraren worden meestal in de laagste categorie ingeschaald.
Op de conferentie sprake diverse vertegenwoordigers uit Brussel die verzekerden dat gender-balance hoog op de Europese agenda staat. Een pasklare oplossing waar minister van OC& W Ingrid van Engelshoven om vraagt, om de diversiteit in de wetenschap ‘nog dit jaar’ te vergroten, lijkt niet zomaar voor handen. Te denken geeft de opmerking van de briljante wiskundige Karen Uhlenbeck. Volgens haar isde cultuur veranderen in haar vakgebied, ‘een veel grotere taak’ dan de ‘bescheiden bijdragen’ die ze zou hebben geleverd aan de wiskunde.