Het duurt te lang…
Het is voor vrouwen nog steeds moeilijker om goede medische zorg te krijgen dan voor mannen. Gebrek aan kennis over de medische verschillen tussen vrouwen en mannen is een belangrijke oorzaak. Er wordt steeds meer over bekend, en er wordt regelmatig over gepubliceerd – zoals eerder in OPZIJ – maar de ontwikkelingen gaan niet zo snel als je zou willen. “Er is nog steeds weerstand tegen dit onderwerp.”
“Vrouwen hebben rare hartklachten en die klachten zitten meestal tussen de oren.” Dat kreeg Angela Maas te horen tijdens haar opleiding tot cardioloog in de jaren tachtig. “Ik ben daar eerst in meegegaan,” vertelt ze. “Ook ik heb vrouwen uitgelachen om hun klachten. Maar op een gegeven moment werd een patiënte heel kwaad op mij. Ze zei: ‘Ik heb klachten, u heeft mij onderzocht, maar u geeft geen goede antwoorden!’ Zij was de zoveelste waarbij ik moest vaststellen dat ik het niet wist. Ik dacht toen: het kan niet zo zijn dat ik mijn hele loopbaan lang geen goede antwoorden kan geven op de vragen van vrouwelijke patiënten.”
De rest is geschiedenis. Maas werd de eerste hoogleraar cardiologie voor vrouwen, begon een speciaal vrouwenspreekuur en mede dankzij haar weten we nu dat vrouwen andere hartklachten hebben dan mannen en dat die niet tussen de oren zitten.
De cardiologie loopt voorop als het om kennis over de medische verschillen tussen vrouwen en mannen gaat. Maar artsen uit talloze andere vakgebieden weten daar nog onvoldoende van. Daardoor zien ze ziektes bij vrouwen niet of te laat en behandelen ze deze niet adequaat.
Het is een ongemakkelijke waarheid: vrouwen krijgen moeilijker goede medische zorg dan mannen.
“De mannelijke patiënt is altijd de norm geweest,” zegt Angela Maas. “Bij vrouwen was er vooral aandacht voor de voortplantingsorganen en de borsten – want wij vrouwen zijn immers op aarde om baby’s te krijgen. De gezondheidszorg ontwikkelde zich volgens het stramien van de mannelijke patiënt. En dus zijn er nog steeds allerlei ziektebeelden bij vrouwen die we niet goed snappen omdat we ons daar te weinig in hebben verdiept.”
Volgens Maas is er een goede reden waarom vrouwen andere hartklachten hebben dan mannen: het onderliggende ziektebeeld is anders. “Vrouwen hebben veel minder vernauwingen in de kransvaten – en die geven de typische mannenklachten zoals druk op de borst. Je ziet bij vrouwen veel vaker vaatkramp. Dat geeft andere klachten. En die klachten noemen mijn vakbroeders atypisch, want de mannelijke klachten zijn de norm. Maar het zijn karakteristieke klachten voor vrouwen!Wij moeten echt van die term ‘atypisch’ af.”
Maas vindt dat de ontwikkelingen op dit gebied niet zo snel gaan als ze zouden kunnen gaan. “De jonge generatie cardiologen wordt nog steeds opgeleid met de mannelijke patiënt als norm. Er is nog steeds geen verplichte opleidingsmodule over de vrouwelijke patiënt. Er is nog steeds weerstand tegen het onderwerp. Het is makkelijker om te praten over ziektebeelden dan over verschillen tussen vrouwelijke en mannelijke patiënten. Daar heeft men het liever niet over.”
“Het is een systeemfout,” zegt reumatoloog Irene van der Horst-Bruinsma. “In mijn vak zijn we niet gewend na te denken over de vraag of bepaalde ziektes bij mannen en vrouwen op dezelfde manier ontstaan, op dezelfde manier belopen en of de medicatie wel even effectief is.”
Van der Horst is sinds vorig jaar hoogleraar man-vrouw-verschillen in reumatische ziekten aan het Amsterdam UMC. “Toen ik me in dit onderwerp ging verdiepen, verbaasde ik me steeds meer over onze kortzichtigheid,” vertelt ze. “Ook op het gebied van industriële vormgeving is nooit nagedacht over bijvoorbeeld de vraag of autogordels voor vrouwen misschien op een andere plek zouden moeten zittenof dat een bots-proef anders zou kunnen uitwerken op vrouwen. Ik ben voor gelijkheid van mannen en vrouwen op sociaal niveau, maar biologisch zijn er gewoon keiharde verschillen en daar mogen we onze ogen niet voor sluiten.”
Dit is een fragment van een artikel, geschreven door Renate van der Zee. Illustraties zijn gemaakt door Lize Prins. Het volledige stuk staat in het oktober/november 2019 nummer van OPZIJ.