Column Etchica Voorn: Friyari in Suriname
Het zou een friyari worden om nooit te vergeten. Pas ná mijn aankomst in Suriname op 7 januari nodigde ik gasten uit voor mijn verjaardag op 10 januari. Zelfs voor Surinaamse begrippen is dat kort dag, dus ik zou het met een klein clubje familie en vrienden vieren. Zoonlief zou er ook zijn, zijn laatste week van vijf weken vakantie in Suriname brak juist aan.
Een Surinaams feest is pas een feest als er veel te veel eten is
De dag voor het feest deden we de inkopen. Het idee was om een BBQ-poolparty te geven bij de vakantievilla, waar mijn zoon en zijn vriend verbleven. Supermarkten schuimden we af naar snacks, kruiden en ketjapsambal voor de marinade van het vlees en de vis, watermeloen, verse ingrediënten voor kool- en tonijnsalade en ‘bakjes’. Een Surinaams feest is pas een feest als er veel te veel eten is, zodat gasten de ‘resten’ in bakjes mee naar huis kunnen nemen.
Met zijn grote blaka huur wagi stuurde mijn vlees en bloed met schwung door het hectische, linkse verkeer van Paramaribo, brommers en kuilen ontwijkend, alsof hij nooit anders deed. Vertrouwd met de Surinaamse mores op de weg en als een vis in het water tussen de locals. Hier een grap, daar een fooi en véél knipoogjes naar dames. Op hun beurt flirtten zij openlijk: is dat je moeder? Zeg maar dat ik haar schoondochter wel wil zijn hoor! De boodschappen mocht ik onder geen beding betalen.
“Nee mama, dat is voor uw verjaardag.”
De paniekerige zorgenmoeder en de tegendraadse puberzoon zijn getransformeerd
Zoonlief zegt sinds een paar maanden ‘u’ tegen mij, dat is nieuw. Net als het feit dat hij me ophaalde van het vliegveld Zanderij en mij naar Paramaribo reed. Sinds ik hem zeven jaar geleden uit het nest heb geduwd, is het is snel gegaan met ons. De paniekerige zorgenmoeder en de tegendraadse puberzoon zijn getransformeerd in een blije, vrije moeder en een zelfstandige jongeman die zich graag over zijn ma ontfermt.
“Zal ik dan ten minste de drank voor mijn rekening nemen?”
“Neeneenee, niet nodig.”
Wel mocht ik een alternatief voor vlees bedenken en haalde een bigi bangbang van twee komma zeven kilo bij viswinkel ‘De Walvis’ in de Mahonylaan. Bangbang is een lokale geschubde zeevis, hij lijkt qua smaak op kabeljauw. Ik rekende tweehonderdvijfenveertig Surinaamse dollar af, amper dertig euro, en liep ermee naar mijn appartement op zo’n tien minuten loopafstand. De vis werd omgetoverd tot pittige pakketjes voor op de BBQ en de volgende dag toog ik in feestjurk met vis naar ‘mijn’ BBQ -poolparty op Uitvlugt, een van de betere buitenwijken van Paramaribo.
De mannen hadden de koelboxen rijkelijk gevuld met roodgouden blikjes Parbobier, Borgoe (Surinaamse bruine rum), witte wijn, rosé, soft (Surinaams voor frisdrank), water en ijs. Mijn Hindostaanse vriendin Sylva kwam als eerste binnen met versgebakken phulauri, een traditionele Hindostaanse lekkernij van gele spliterwten. De BBQ ging aan, soulmuziek klonk uit de boxen, en het feest ontrolde zich als vanzelf.
Een bijzonder eerbetoon van mijn zoon
Midden op de avond maande zoonlief iedereen tot stilte en gaf me een speech en plein public. Hij verklaarde mij de allerliefste moeder die je je maar wensen kon. In zijn jeugd was hij niet makkelijk geweest, en nu vond hij het tijd om iets terug te doen. Met ogen die schitterden van trots gaf hij mij achtereenvolgens: een houten afro-kam waarin het woord LOBI was uitgesneden. Een handgemaakte houten kikker ter nagedachtenis aan zijn tante Carmen, mijn overleden zusje, omdat zij dol was op deze pokdalige gladjakkertjes. Als klapstuk een halsketting van Surinaams goud met groene steentjes en bijpassende armband.
Dagen later gloeide ik nog na van zijn liefdevolle gebaar. Mijn zesentwintigjarige had niet alleen mij ontroerd. De volgende dag kreeg ik verschillende berichten waarin gasten hun bewondering voor hem uitspraken, maar ook deelden ze wat het had gedaan met henzelf.
Een dierbare Surinaamse vriend schreef: “Wat goed dat je zoon je zo in het zonnetje heeft gezet. Het siert hem dat hij zijn lieve moedertje zo kan waarderen. Ik besef hoe weinig ik voor mijn moeder heb kunnen betekenen. Ik was amper zeven jaar oud toen zij stierf.”
De verhuurder van mijn appartement liet haar tranen de vrije loop, toen ze mijn verhaal hoorde. “Sorry,” zei ze, terwijl ze haar wangen droog veegde, “ik realiseer me dat ik nooit zoiets gedaan heb voor mijn ouders, het raakt me diep.”
Het eerbetoon van mijn zoon heeft mijn zevenvijftigste jaar een bijzondere start gegeven, een begin waarin het leven mij honingzoet toesprak: je zoon is uitgegroeid tot een sociaal vaardige, volwassen man: mission accomplished, klaar voor de volgende stap? Ja, maar eerst mijn moeder bellen. Het wordt tijd dat ik haar weer eens hardóp de liefde verklaar.
Etchica Voorn (1963) is talentcoach, auteur en blogger. Ze won in juni 2018 de OPZIJ literatuurprijs voor haar autobiografie Dubbelbloed. Ze woont met haar man en zoon in Amsterdam
Meer lezen van Opzij? Bestel dan direct het laatste nummer of neem een abonnement!