“Zijn werk was een missie, mijn werk was gewoon werk.”
Arielle Veerman was bijna twintig jaar getrouwd met Joost Zwagerman, die in 2015 een einde maakte aan zijn leven. Over hun huwelijk en de tijd die volgde op hun scheiding en zijn dood, schreef ze de indringende autobiografische roman ‘De langste adem.’ In haar boek onderzoekt ze hoe het mis is gegaan tussen hen en daarbij snijdt ze ook feministische thema’s aan. Zo schrijft ze dat Joost verwachtte dat zij als ‘schrijversvrouw’ haar leven in dienst stelde van het zijne. OPZIJ praat met Christien Brinkgreve (70), Madeleijn van den Nieuwenhuizen (28) en Arielle Veerman (56) naar aanleiding van haar boek over de man–vrouwverhouding in deze tijd.
We hadden afgesproken om elkaar bij Arielle thuis in Amsterdam te treffen. Maar dat was nog voordat de corona-epidemie ons dwong om sociaal contact te vermijden. Madeleijn die in New York woont, maar in Nederland is gestrand door toedoen van het corona-virus, drong erop aan om elkaar niet live te ontmoeten. Ze mailde dat ze het vervelend vond om ‘de partypooper’ te zijn, maar konden we dit niet anders organiseren? En natuurlijk, we hebben het gesprek digitaal gevoerd.
Arielle, je hebt een bijzonder boek geschreven, ook omdat je een inkijkje geeft in hoe een huwelijk tussen twee hoogopgeleide partners kan uitmonden in een klassieke taakverdeling. Joost en jij kregen drie kinderen, maar hij liet de zorg vooral aan jou over. Hij vertrok dagelijks naar zijn aparte werkkamer elders in de stad om daar tot diep in de nacht te schrijven. Na de geboorte van de derde stopte je met werken. Kan je beschrijven hoe dit proces verliep?
Arielle: “Joost en ik kenden elkaar vanaf ons zestiende van de middelbare school in Alkmaar. Toen we elkaar jaren na ons eindexamen opnieuw ontmoetten in 1991, was Joost inmiddels schrijver. Ik had in Italië kunstgeschiedenis en restauratie gestudeerd en had daar ook gewerkt. Aanvankelijk werkten we beide hard; hij als schrijver, dichter en publicist, ik als restaurator van schilderijen. Het begon te veranderen toen we kinderen kregen. Ik wilde graag kinderen, Joost stemde in. In 1995 werd onze oudste zoon geboren. Gaandeweg werd zijn instemming een gezin te stichten aan voorwaarden gebonden, afhankelijk van het niveau van onze werkzaamheden: zíjn werk was een missie, mijn werk was gewoon werk. Ik moest hem voor laten gaan.”
En dat sprak je niet tegen, Arielle? Jij had een eigen opleiding, expertise als restaurator, waarom vond Joost het vanzelfsprekend dat jij dit allemaal overboord gooide?
Arielle: “Joost wilde niet dat de kinderen hem in de weg gingen staan in praktische zin. En omdat ik goed begreep waar hij mee bezig was als kunstenaar, en omdat ik bewondering heb voor de eigenschappen die daarbij horen- de autonomie, scheppingsdrang, het talent – heb ik zijn opstelling gaandeweg geaccepteerd. Het was dus een ‘kunstenaarshuwelijk’ en daar gelden toch wat andere regels: de kunstenaar staat voorop. Het creatieve proces vroeg veel vrijheid en tijd van Joost zodat ik me steeds meer ben gaan richten op de verzorging en opvoeding van de kinderen. Overigens vind ik het moederschap een niet altijd makkelijke, maar zeer bijzondere ervaring.”
Dit is een fragment van een interview, geschreven door Alies Pegtel. Het volledige stuk staat in het juni/juli 2020 nummer van OPZIJ. Koop hier het complete nummer.