Persevere Until Something Happens: oerkracht in het Zuid-Afrikaanse Kliptown
‘MAMA’ is in Zuid-Afrika een erenaam voor de sterke, indrukwekkende vrouwen die kinderen helpen in ernstige armoede. Een van de MAMAS is Lorna Fisher (1950). Lorna is pas negentien jaar en alleenstaande moeder als ze in 1969 met haar twee jonge kinderen van het Zuid-Afrikaanse Reitz naar Kliptown vertrekt, een sloppenwijk ten zuidwesten van Johannesburg naast Soweto. Daar richt zij in 2000 Persevere Until Something Happens (PUSH) op. De organisatie waarmee zij nu, twintig jaar later, voor 425 kinderen zorgt. En of dat al niet zwaar genoeg is, komt daar nog een keer de coronacrisis overheen.
Als Lorna in Kliptown terechtkomt, opent zij een winkel met tweedehands en zelfgemaakte kleding en zorgt zo voor haar gezin. “In die tijd kon je makkelijk een baan vinden in Zuid-Afrika. Er was weinig werkloosheid want er waren veel banen beschikbaar in de fabrieken. Als vrouw verdiende ik mijn eigen geld. Ik was een alleenstaande jonge moeder met haar eigen flat, eigen voordeur en eigen sleutel. Heel bijzonder in die tijd,” vertelt Lorna.
Aan het einde van de twintigste eeuw verandert haar leven. Door de komst van de Chinese fabrieken, die hun kleding veel goedkoper verkopen, sluit Lorna noodgedwongen haar winkel. Een geluk bij een ongeluk; haar lege winkel gebruikt zij om aidspatiënten op te vangen, terwijl zij als vrijwilliger een opleiding volgt in het Helen Joseph ziekenhuis om hiv- en aidspatiënten te kunnen helpen.
In 1999 ziet Lorna de ziekte zich in rap tempo verspreiden in het straatarme plaatsje Kliptown. Mensen in haar omgeving, waaronder haar tante, lijden aan hiv en aids. Ze besluit tijdens de hiv- en aidsepidemie in actie te komen en laat zich onderwijzen over de ziekte. “De drang om mensen te helpen groeide in mij naar mate ik in het ziekenhuis meer kennis opdeed over hiv en aids. Ik zag hoe radeloze vrouwen in mijn omgeving ziek waren en geen idee hadden wat hen overkwam. Dit deed iets met mij en ik kwam in actie. Ik verzamelde twaalf vrouwen om mij heen, haalde mijn winkel leeg en gebruikte het om mensen te testen en voorlichting te geven. Samen verzorgden we de hele dag aidspatiënten.”
Al snel krijgt Lorna te maken met iets dat hartverscheurend is: de kinderen van wie de ouders zijn overleden aan aids. Bij haar patiënten thuis ziet zij kinderen die er ineens helemaal alleen voor staan omdat hun ouders ziek zijn of omdat ze plots wees zijn geworden. Samen met haar team van vrouwen legt zij iedere dag een paar rand, de Zuid-Afrikaanse munteenheid, opzij om groenten te kopen. “Er waren veel overgebleven kinderen die niemand meer hadden om voor hen te zorgen. Nog nooit ben ik zo creatief geweest met voedsel. Elke avond deden we er alles aan om voor zoveel mogelijk kinderen iets te bereiden. We stopten de kinderen daarna in bad en zorgden ervoor dat zij naar school gingen. De compassie die de vrouwen hadden en hoe zij alles deelden met de kinderen, gaven me een onbeschrijfelijk gevoel van liefde.” Steeds meer kinderen klopten aan voor hulp en al snel ontdekt Lorna dat de grootste slachtoffers van de aidsepidemie de kinderen zijn.
Dit is een fragment van een stuk, geschreven door Roselyn van den Berg. Het volledige stuk staat in het oktober/november 2020 nummer van OPZIJ. Koop hier het complete nummer.