Johanna Westerdijk: de eerste vrouwelijke hoogleraar van Nederland
Op 10 februari 1917 hield de toen 34-jarige biologe Johanna Westerdijk onder enorme belangstelling haar oratie aan de Universiteit Utrecht en werd daarmee de eerste vrouwelijke hoogleraar van Nederland. Haar motto? ‘Werken en feesten vormt schoone geesten’.
Op het moment van haar oratie had Westerdijk al tien jaar lang haar eigen laboratorium met planten en schimmels. Al op haar 23e werd ze directeur van het Willie Commelin Scholten Laboratorium in Amsterdam, dat onderzoek deed naar plantenziekten. Een jaar later kreeg ze een schimmelcollectie van zo’n zeventig schimmels van het Centraal Bureau voor Schimmelcultures onder haar beheer. Onder haar leiding groeide de collectie uit tot 11.000 soorten en werd daarmee de grootste schimmelverzameling ter wereld. Het instituut bestaat nog steeds en is inmiddels als het Westerdijk Fungal Biodiversity Institute gevestigd aan de Uithof in Utrecht.
Johanna Westerdijk was in veel opzichten een vrijgevochten vrouw. Als jong meisje besloot ze al dat de naam Johanna niet bij haar paste, voortaan wilde ze ‘Hans’ worden genoemd. Met meisjesachtige zaken als mooie kleding en handwerken heeft ze niets. Liever is ze in de tuin bezig of verzamelt ze waterplanten en kikkerdril. Als jonge vrouw beseft ze dat een leven als huisvrouw en moeder haar niet ligt en dat het huwelijk haar niet gelukkig zou maken. Haar werk en haar vrijheid zijn simpelweg te belangrijk voor haar.
Johanna Westerdijk stond niet op barricaden in de strijd voor vrouwenstemrecht of de staatkundige gelijkstelling van man en vrouw. Haar kracht en voorbeeldrol ligt er juist in dat ze haar sekse op geen enkele manier van belang vond. Meisjes zijn minstens even goed in staat om carrière te maken in de wetenschap als jongens, vond ze, ze hadden vooral lef nodig. Ze moesten hun plek durven opeisen en zich niet uit het veld laten slaan door heersende ideeën over wat vrouwen hoorden te doen of te laten.
Westerdijk heeft altijd stellig beweerd dat haar vrouwzijn haar op geen enkele manier in haar carrière had belemmerd. ‘De vele vragen, die men mij heeft gesteld ‘of ik als vrouw in mijn jeugd voor mijn bestaan heb moeten vechten’, heb ik met ‘neen’ moeten beantwoorden’, zei ze tijdens haar afscheidsrede in 1952. Toch had ze wel oog voor de beperkingen waar vrouwen in de maatschappij en in de academische wereld mee te maken kregen. Haar positie gebruikte ze om getalenteerde jonge vrouwen verder te helpen. Nooit eerder werkten er zo veel vrouwen in een wetenschappelijk laboratorium als in dat van haar. Van de vrouwelijke studenten die zij had begeleid waren er 25 gepromoveerd, van wie zelfs twee na het huwelijk. Dankzij haar uitgebreide internationale netwerk wist ze velen van haar ‘meisjes’ aan een beurs of een baan te helpen.
Meer lezen over Johanna Westerdijk? Lees dan ‘Een beetje opstandigheid’ van Patricia Faasse en ‘Buitengewone vrouwen, in de voetsporen van Aletta Jacobs’ van Alies Pegtel.