Stem op een vrouw: Carline van Breugel (D66)
In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen op 17 maart lichten we verschillende vrouwelijke politici uit. Deze keer: Carline van Breugel, nummer 32 op de lijst van D66. ‘Ik vind het best een suf geheel nu in de Kamer, het is totaal niet divers. De enige jonge vrouwen in de Kamer zijn de beleidsmedewerkers van de Kamerleden, dat moet anders!’
Carline van Breugel (1994) komt uit een Eindhovens ondernemersgezin, haar ouders runnen samen met haar broertje een uitzendbureau. Ze voltooide de hbo-bachelor Commerciële Economie aan de Hogeschool Amsterdam en de Master Beleid, Communicatie en Organisatie aan de Vrije Universiteit en werkt nu als Public Affairs Consultant voor een Haags adviesbureau.
De 26-jarige Van Breugel vindt het belangrijk om je stem te laten horen, juist als je jong bent. Ze begint er al vroeg mee: als middelbare scholier zat ze in de leerlingenraad en werd daarna bestuurslid bij het LAKS, tijdens haar studie Commerciële Economie nam ze deel aan de Centrale Medezeggenschapsraad van de Hogeschool Amsterdam en in 2019 werd ze voorzitter van de Landelijke Studentenvakbond. Nu wil ze een jong en fris geluid laten horen in de politiek. Van Breugel: ‘Het mag allemaal wel wat minder stoffig. Ik vind het best een suf geheel nu in de Kamer, het is totaal niet divers. De enige jonge vrouwen in de Kamer zijn de beleidsmedewerkers van de Kamerleden, dat moet anders!’
‘Ik had ook vier jaar kunnen wachten, dan had ik waarschijnlijk meer kans gehad op een goede plek. Maar ik wil nu meer inspraak voor jongeren en meer jongeren in de Kamer, dus ga ik er nu voor. Ik wil meer vrouwen in de Kamer, dan ga ik dat dus proberen.’
Diversiteit in de politiek
Ze vindt diversiteit van cruciaal belang. Zo stipt ze aan dat de gemiddelde leeftijd in de Kamer nu 48 jaar is, terwijl er wel beslissingen worden genomen die juist op jongeren een grote impact hebben. ‘Ik merk dat er nu vaak vooral over jongeren wordt gepraat en dat er voor hen wordt beslist. Ik wil dat jongeren standaard meer betrokken worden, bijvoorbeeld als het gaat om woningbouw en pensioenen. Er zijn gewoon te weinig huizen nu en dat wordt soms vergeten. En wij willen straks ook een goed pensioen.’ Dat wil ze namens D66 voor elkaar krijgen door samen te werken met de jonge Kamerleden van de andere partijen en samen maatregelen erdoor te krijgen. Haar jonge leeftijd ziet ze vooral als een kracht. ‘Ik had ook vier jaar kunnen wachten, dan had ik waarschijnlijk meer kans gehad op een goede plek. Maar ik wil nu meer inspraak voor jongeren en meer jongeren in de Kamer, dus ga ik er nu voor. Ik wil meer vrouwen in de Kamer, dan ga ik dat dus proberen.’
Ze ziet dat er nog genoeg werk aan de winkel is als het gaat om vrouwen en kleur in de politiek. Ze wordt nog kwaad als ze terugdenkt aan wat Rutte in 2017 zei: ‘Ik had graag meer vrouwen willen hebben. Maar uiteindelijk geldt: we gaan voor de beste mensen. Het is wat het is.’ Alsof er een keuze gemaakt moest worden tussen kwaliteit of meer vrouwen in het kabinet. Van Breugel: ‘Dat is het meest kwalijke wat er is, die discussie kwaliteit versus diversiteit. There is no such thing.’
Als het om diversiteit gaat, noemt ze ook specifiek LHBTI-personen. Uit persoonlijke ervaring weet ze dat daar nog flinke stappen moeten worden gezet en ze vindt het belangrijk daar aandacht voor te vragen. ‘Ik ben biseksueel en heb een relatie met een transgender man. Wij zijn sinds kort heel open daarover omdat we het belangrijk vinden het te normaliseren. Wij zijn gewoon een heel normaal stel.’ Ze noemt veiligheid en acceptatie van de regenbooggemeenschap belangrijke punten, en zou in dat kader bijvoorbeeld ook graag zien dat het normaal wordt om naar iemands pronouns te vragen.
Van een dubbeltje naar een kwartje
Als een van de belangrijkste punten uit het verkiezingsprogramma va D66 noemt ze direct het idee voor een nieuwe studiebeurs. ‘Veel studenten kampen met hoge druk. Ze moeten én studeren én werken en moeten hoe dan ook veel geld lenen. Die combi zorgt ervoor dat studenten minder tijd hebben voor hun studie. Ook hebben jongeren uit kansarme gezinnen vaak meer leenangst waardoor ze meer gaan werken. Er zijn daarom ook minder jongeren die vrijwilligerswerk doen in bestuursfuncties, omdat ze gewoon moeten werken. En ik heb zelf ervaren hoe belangrijk dit is. Ik had letterlijk niet op de lijst voor de Kamer gestaan als ik niet voorzitter bij de LSVB was geweest en andere dingen niet had gedaan. Je moet eerlijke kansen bieden en dat kan wat mij betreft alleen als je voorziet in een beurs.’
Steun en sisterhood
Van Breugel vertelt ook hoe ze op het idee kwam om de politiek in te gaan. ‘Toen ik in de studentenpolitiek zat, raakte ik bevriend met Paul van Meenen, die Kamerlid voor D66 is. En hij zei tegen mij: ‘Joh, jij moet gewoon straks in de Kamer zitten. Je bent een jonge vrouw met lef en jij kunt dat.’ En ik weet nog dat ik tegen hem zei: maar moet je dan niet een bepaalde opleiding hebben, moet je niet politicologie hebben gestudeerd? Ik had nooit een voorbeeld gehad, er zit nu geen jonge vrouw in de Kamer. Het was voor mij helemaal niet logisch om te denken dat ik dat zou kunnen. Ik ben hem heel dankbaar dat hij mij daarin heeft gemotiveerd.’
Ze wil andere jonge vrouwen dan ook laten zien dat het wél kan. Zelf heeft ze bewust mensen om zich heen verzameld die haar inspireren en steunen. ‘Ik had misschien ook wel onderschat dat het toch nog zo uitmaakt, als je vrouw en jong bent, en ook nog blond. Je wordt als vrouw constant op irrelevante zaken beoordeeld. Ook in de studentenvakbond liep ik daar tegenaan. Als ik gesprekken had in de Kamer moest ik er heel hard voor werken om serieus genomen te worden. Ik werd eens voorgesteld door het ene aan het andere Kamerlid met ‘Ze is mooi he, en nog slim ook’. En dan niet eens mijn naam! Maar die mannen vonden dat helemaal niet gek. Terwijl ik daar kwam om een debat te organiseren.’
Ze vindt het daarom van groot belang dat vrouwen onderling elkaar steunen en motiveren. ‘We moeten elkaar helpen. Ik denk dat als je een vrouw in een toppositie bent, je je juist feministisch moet opstellen. Ook in de Kamer is het belangrijk dat we dat uitdragen, dat we elkaar steunen en dat we met elkaar een vrouwonvriendelijke cultuur kunnen benoemen en veranderen.’