Marianne Bachmeier: de wraak van een moeder
Een kind wordt misbruikt en vermoord. Het gebeurt overal, van tijd tot tijd en we lezen erover in de krant, we zien het op tv. Het hele land leeft mee, huivert, is woedend. En vergeet op den duur, want er vallen nieuwe jonge slachtoffers. Maar wat doe je, wanneer het om je eigen kind gaat? Marianne Bachmeier gaf een extreem antwoord op die vraag. Het antwoord dat iedere moeder zou willen geven, maar dat slechts zelden realiteit wordt. Op 6 maart 1981, nu veertig jaar geleden, schoot ze de dader dood in de rechtszaal van het Noord-Duitse Lübeck.
Zaal 157 van de rechtbank in Lübeck is nog leeg als de deuren worden geopend en journaliste Barbara Kotte binnenkomt. Het is kort voor tienen. Ze gaat zitten op een van de stoelen die voor de pers zijn gereserveerd. Niet dat het stormloopt, integendeel, Barbara is de enige. Haar verslagen verschijnen in een regionale krant. Het is de derde dag van het proces tegen Klaus Grabovski, een 35-jarige veroordeelde pedoseksueel, die nu ervan wordt beschuldigd een meisje uit de buurt, de zevenjarige Anna Bachmeier, te hebben vermoord. Voor misbruik is geen bewijs gevonden.
Triest, maar niet spectaculair. Op dat moment verwacht niemand dat dit proces wereldnieuws zal worden. Barbara Kotte is freelancer, ze heeft het proces aan meer kranten aangeboden. Die hebben geen interesse: “Nee, dat willen we niet groot brengen, al die pedofiele details, sorry.” Een uur later werkt ze voor negen omroepen, tientallen kranten en persbureaus. Nog later wordt ze een belangrijke getuige in het proces tegen Bachmeier.
Eigenlijk vond Barbara Kotte het gedrag van de moeder van het begin af aan nogal vreemd, zegt ze achteraf. “Ik heb veel processen meegemaakt waarbij het om een vermoord kind ging. De ouders maakten bijna altijd de indruk dat ze er liever niet zouden zijn, ze waren kapot van verdriet. Maar Marianne Bachmeier was opvallend actief. Ze kon het niet verdragen dat de verdachte bleef zwijgen en schreeuwde een paar keer: ‘Zeg toch eindelijk iets, du Schwein!’ Ook was het eigenaardig dat ze vlak na mij de zaal binnenkwam en weer terugliep toen ze zag dat die nog leeg was.”
Klaus Grabovski wordt via een zijdeur de zaal binnengeleid,naar de beklaagdenbank. Hij zit met zijn rug naar de deur. Pas dan komt Marianne Bachmeier terug. Ze draagt een kniebroek zoals die in het leger gebruikt worden, met wijde diepe zakken, haar jas eroverheen. Uit haar broekzak haalt ze een pistool, een Beretta 70, en schiet het magazijn leeg. Van de acht schoten treffen er zes doel: Grabovski wordt zesmaal geraakt in zijn rug, één kogel belandt in zijn arm en een andere in het plafond. Hij valt uit de bank, twee artsen die in verband met het proces aanwezig zijn, schieten hem te hulp. Ze kunnen niets doen, de man is op slag dood.
Met een achteloos gebaar gooit Marianne Bachmeier het wapen weg, dat krassend over de stenen vloer glijdt. Roerloos blijft ze staan. De advocaat die haar bijstaat in haar spreekrecht als slachtoffer, pakt haar meteen vast en brengt haar naar een achterkamer, gevolgd door de zaalwachters. Ze huilt, maakt een verwarde indruk, stamelt: “Ik schaam me, ik schaam me zo.” Bij haar arrestatie zegt ze: “Ik wilde hem in zijn gezicht schieten. Helaas heb ik hem in zijn rug geraakt. Hopelijk is hij dood.” Ze verzet zich niet. Sinds Anna’s dood is bijna een jaar verstreken.
Dit is een fragment uit het artikel ‘Moord in de rechtzaal: de wraak van een moeder’ van Marjolijn Uitzinger. Het volledige stuk staat in het februari/maartnummer van OPZIJ. Koop hier het complete nummer.