Column Sheila Sitalsing: Meegegeven aan je dode man
Ze zijn met zijn 258,5 miljoenen, een op de tien van hen leeft in extreme armoede en iedereen – de vrouwenbeweging incluis – tippelde er altijd omzichtig omheen. Weduwen, schrijft Mineke Schipper in een nieuw, heerlijk boek, werden vanaf de oudste teksten in één adem genoemd met wezen. Hulpeloze wezens, onbekwaam en afhankelijk, zonder echtgenoot, mikpunt van slechte grappen.
Schipper (84) is intercultureel literatuurwetenschapper, begenadigd schrijver, nauwgezet chroniqueur van de manier waarop over vrouwen wordt gesproken (Trouw nooit een vrouw met grote voeten, 2012), en van de manier waarop vrouwelijke schrijvers vaak op het tweede plan kwamen (Ongehoorde woorden, 1984). En ze blíjft prachtig schrijven over vrouwen die doorgaans over het hoofd worden gezien.
Ditmaal kiest ze in Weduwen. Een nooit vertelde geschiedenis (Prometheus, 2023) voor het perspectief van de achtergebleven vrouwen. Ze neemt de lezer daarvoor mee op een reis door de tijd, terug naar heel vroeger en naar niet zo vreselijk lang geleden, dwars door vele landen en culturen. Er zijn aanzienlijk meer weduwen dan weduwnaars, want mannen leven gemiddeld korter dan vrouwen én in heteroseksuele relaties is de man nog altijd vaak ouder dan de vrouw. Voor al die miljoenen weduwen zijn er aanzienlijk meer en strengere regels dan voor mannen wier echtgenote kwam te overlijden.
Het weduwnaarschap is vaak juist reden voor vrolijkheid: ‘Dood van je vrouw, vervanging in bed’ (Tsjetsjeens spreekwoord). Terwijl vrouwen die achterblijven in veel culturen worden geacht zich onzichtbaar te houden en langdurig te rouwen om hun dode man, ook al was dat een lul eerste klas. Ze moesten (en moeten soms nog steeds) zich lelijk maken: onaantrekkelijke en bedekkende rouwkleding, een kaalgeschoren hoofd of een verbod op fleurige kleding of sieraden moesten haar ontseksen – tijdelijk of levenslang. Tezamen vormden al die regels een effectief systeem om vrouwen eronder te blijven houden, ook als er geen man meer in de buurt was.
Nog gruwelijker wordt het als Schipper inzoomt op de ontelbaar veel vrouwen die in de loop der eeuwen gedwongen zijn geweest om hun dode man te vergezellen in zijn graf. We kennen de weduwenverbrandingen uit India van niet zo vreselijk lang geleden nog, maar in de loop van de geschiedenis kwamen dit soort praktijken veel vaker voor: ‘Ontelbare weduwen zijn meegegeven aan gestorven echtgenoten. Ze zijn levend begraven of verbrand, opgehangen, gewurgd of onthoofd, verstikt of verdronken, doodgestoken of doodgeschoten.’ Daarachter schrijft ze droogjes: ‘Het omgekeerde kwam nauwelijks voor.’
Nee, mannen hebben altijd uitstekend voor zichzelf gezorgd.