Gastcolumn: De Première
In 1977 werd Lucina da Costa Gomez-Matheeuws (Curaçao, 1929-2017) de eerste vrouwelijke premier van het Koninkrijk der Nederlanden. Ze zou slechts een maand op die positie zitten; de eerste langzittende vrouwelijke premier was Maria Liberia Peters, die van 1984-1986 en van 1988-1993 premier was op de voormalige Antillen. Daarna volgden er nóg vier vrouwen in die functie. Het Europese deel van Nederland bleef al die tijd achter. Zo is ook te zien op de Gender Gap Index, waarop Nederland in de afgelopen tien jaar is gekelderd. Stond Nederland in 2012 nog op plek 11, in 2022 was dat gedaald naar plek 28. De daling wordt mede veroorzaakt doordat Nederland achterblijft als het aankomt op leiderschap door vrouwen in de politiek. Zo werd pas in 2021 het eerste kabinet aangesteld met daarin vijftig procent vrouwelijke ministers en is slechts zo’n dertig procent van de burgemeesters en wethouders vrouw. Dat strookt niet met hoe Nederland zichzelf internationaal profileert. In 2003 werd de emancipatie door de regering zelfs verklaard als ‘af’. Kennelijk leeft dit beeld zo sterk, dat er weinig stimulans is om actief beleid hierop te voeren.
Alle signalen wijzen erop: die vrouwelijke premier laat niet lang meer op zich wachten.
Komt daar binnenkort verandering in? Na de val van het kabinet in juli, en de aankondiging van het vertrek van diverse huidige politiek leiders, waaronder de minister-president, staat de deur wagenwijd open voor een nieuwe premier. Er is een aanzienlijke kans dat dit voor het eerst een vrouw wordt. De komende maanden kiezen de leden van politieke partijen hun lijsttrekkers. Bij BBB, BIJ1, ChristenUnie, Partij voor de Dieren en SP gaan de vrouwen die de partijen nu leiden waarschijnlijk door. En bij VVD, CDA, D66 en GroenLinks/PvdA staan er serieuze vrouwelijke kandidaten klaar. Alle signalen wijzen erop: die vrouwelijke premier laat niet lang meer op zich wachten.
Er zijn vele obstakels waardoor zij er nog niet is. Zo kiezen politieke partijtoppen en partijleden overweldigend vaak voor mannen als lijsttrekkers. Mannen die bovendien op elkaar lijken; zij zijn vaak wit, hetero, 45+, hoogopgeleid en ‘able-bodied’ (zonder mentale of fysieke beperkingen). Dat heeft een beeld gecreëerd dat die specifieke demografische groep bovenmatig geschikt zou zijn voor politiek. Waar we onbewust mannelijke leiders het voordeel van de twijfel geven en een nieuw iemand duiden als talent, moeten vrouwen en anderen die niet aan die norm voldoen zichzelf twee keer zo hard bewijzen.
Een ander obstakel in het behalen van politieke gelijkheid is onveiligheid, een probleem dat specifiek vrouwen buitenproportioneel treft. Denk aan online vormen van intimidatie, of onveiligheid in de vorm van micro-agressies. Uit data van de Monitor Integriteit en Veiligheid 2022 blijkt dat vrouwelijke politieke ambtsdragers in Nederland vaker (55 procent) te maken hebben met agressie en geweld door middel van verbale agressie en bedreiging dan hun mannelijke collega’s (46 procent). Onderzoekers schatten na internationaal vergelijkend onderzoek dat het aantal vrouwelijke politici dat een vorm van geweld ervaart op een moment in haar carrière tussen de 80 en 95 procent ligt. Van Sigrid Kaag tot Caroline van der Plas, en van Sylvana Simons tot Dilan Yesilgoz; allen kampen zij met buitensporig veel online haat ten opzichte van de meeste van hun mannelijke collega’s. Haat die zich bovendien niet (enkel) op de inhoud richt van hun beleid, maar ook op hun identiteit. Over actoren zoals hun vrouw-zijn, etniciteit, afkomst, religie en gezin, die niets zeggen over hun politieke kwaliteiten en keuzes.
Het (online en offline) geweld schaadt hun mogelijkheid om onder gelijke omstandigheden hun politieke werk te doen, en kan ertoe leiden dat ze zich terugtrekken uit de politiek – zoals recent te zien bij Sigrid Kaag – of terugtrekken van verdere carrièremogelijkheden in de politiek. Verder worden bepaalde onderwerpen bewust vermeden, een vorm van (zelf)censuur. Ook worden sociale media bewuster en minder gebruikt. Vooral wanneer het gendergerelateerd betreft, schrikt geweld bovendien de politieke participatie van andere vrouwen af. Dat druist in tegen decennia van strijd voor de representatie van vrouwen in de politiek. Politiek werk kunnen doen zonder angst voor geweld of bedreigingen is een fundamentele voorwaarde voor politieke vertegenwoordiging. Hier zijn mensenrechten in het geding.
Wat zeker is, is dat Nederland vroeg of laat een vrouw als premier krijgt. Maar wat ook zeker is, is dat zij meer haat kan verwachten dan al haar mannelijke voorgangers. Wie het ook wordt, het is belangrijk dat wij als vrouwenbeweging opstaan tegen die haat. Want elke premier verdient de kans om gecontroleerd te worden op de inhoud, en niet op hun gender.
Over de gastcolumnisten
Laila Ait Baali is directeur WO=MEN. Laila zet zich samen met collega’s, leden en partners in voor een sterk en divers platform. Om samen met hen ons netwerk bij een breder publiek bekend te maken en bruggen te slaan tussen verschillende mensen en organisaties om vrouwenrechten en gendergelijkheid te realiseren.
Devika Partiman is directeur van stichting Stem op een Vrouw. De stichting zet zich in om meer vrouwen verkozen én politiek actief te krijgen, en voor een veilige politieke werkomgeving. Mede dankzij dit werk werden de afgelopen zes jaar al meer dan 700 extra vrouwen verkozen door heel Nederland. In 2019 ontving ze de Ribbius Peletier-penning voor haar verdiensten voor vrouwenemancipatie.