In de Babyboomer-special van OPZIJ: De jaren ’50, ’60 en ’70 vanuit Indonesië. Medy Kraag (1950)

Nederland kende in de jaren ,50, ’60 en ’70 twee ‘grote’ golven nieuwkomers. Hoewel, ze waren natuurlijk gewoon onze ‘rijksgenoten’. Vier verhalen van evenzovele ‘Indo’s’. De veranderingen waarmee zij werden geconfronteerd waren natuurlijk vaak een stuk gecompliceerder.

‘Ik kwam in 1966 naar Nederland met mijn moeder en zes broers en zussen. Met het vliegtuig kwamen we aan. Schiphol had toen nog niet zo’n slurf waar je doorheen kon maar we moesten de trap af en over het terrein naar de hal toelopen. Koud dat het was! Het sneeuwde en vol verbazing keken we naar die vlokken want dat hadden we nog nooit gezien. En al die Indische kinderen lieten de sneeuw in
hun mond vallen om te proeven. We waren ‘spijtoptanten’, eigenlijk wilden mijn ouders niet naar Nederland gaan. Ze hadden het goed in Indonesië en wilden niet repatriëren naar een land dat ze totaal niet kenden. Maar in 1965 vond de Indonesische coup plaats in Jakarta toen Soekarno uiteindelijk plaats moest maken voor Soeharto. Een hele beangstigende tijd was dat met een avondklok en beschietingen. Toen wilde mijn moeder niet meer blijven.

Ik sprak slecht Nederlands want op school in Indonesië was de Nederlandse taal na de onafhankelijk van Indonesië in 1949 verboden en kregen we les in het Indonesisch. Mijn ouders spraken vloeiend Nederlands dus ik ook, maar schrijven was een stuk moeilijker. Daarom werd ik als vijftienjarige teruggezet naar de basisschool en kwam ik terecht tussen negenjarige kinderen. Ik werd gepest omdat ze me dom vonden dat ik als vijftienjarige in die klas zat. Gelukkig mocht ik na een paar maanden naar
de huishoudschool. Daar kreeg ik al snel aansluiting bij Nederlandse jongeren en werd het allemaal gezelliger. Mijn moeder had zeven kinderen op te voeden dus die kon ons niet allemaal in de gaten houden. Daardoor kon ik een beetje mijn eigen gang gaan. Maar als ze me brutaal vond dan kreeg ik ervan langs met de pollepel, dan sloeg ze me tegen de benen. Dat moet je nou eens proberen, dan krijg je te horen dat je je kinderen mishandelt. Maar voor de rest was ze niet zo streng. Ik mocht gewoon minirokken dragen. Als ik bukte zag je mijn onderbroek. Mijn moeder werd helemaal gek en riep: je loopt halfnaakt over straat! We gingen vaak stappen buiten Doetinchem. Op een gegeven moment had ik een brommer, een Puch Maxi want die had ik nodig voor mijn werk. Dus dan kon ik ’s avonds mee uit. Toen ik zeventien was ben ik van de Huishoudschool afgegaan om te gaan werken. Mijn moeder had niet zoveel geld. Ze maakte vaak eten voor de pasar malam in Doetinchem en verkocht dat. Wij kinderen hielpen allemaal mee. Ze vond het belangrijk dat haar drie zonen door konden studeren. Voor meisjes was dat niet zo belangrijk vond ze, want die eindigden toch achter het aanrecht. Het liefst wilde ik een coupeuse-opleiding volgen maar daar was dus geen geld voor. Want dan moest ik stoffen kopen en met de bus naar Arnhem en dat was te duur. Eerst ging ik bij een meubelstoffeerderij werken en daarna werkte ik als pondstypiste bij de Giro. Toen de kinderen nog klein waren, ging ik Indische risolles maken op bestelling. Duizenden heb ik ervan gemaakt. Tot op heden sta ik bekend om mijn risolles.

LEES VERDER IN OPZIJ