In de Babyboomer-special van OPZIJ: ‘Blijf van mijn lijf’
De vrouwen van de tweede feministische golf lieten de zelfstandige ‘ik’ vallen en streden samen voor een gelijkwaardige toekomst. Samen discussiëren, samen vechten en vooral samen oplossen. Wat is een collectief en wat is haar kracht?
Noor van Crevel? Die is nog lang niet klaar. Boos op het patriarchaat en strijdbaar om geweld tegen te gaan, start zij samen met vijf andere vrouwen in 1974 stichting Blijf van mijn Lijf. Zonder enige fi nanciering van de overheid of gemeente zorgden Martine van Rappard, Anita Aerts, Betty Vinken, Marga van Rijen en Grietje Bosma samen met Van Crevel voor een veilig opvanghuis in Amsterdam.
‘Mishandeld door man of vriend, je kunt weg als je wilt’, zo stelden de eerste flyers.
De stichting wilde veilig onderdak bieden aan mishandelde en met mishandeling bedreigde vrouwen en hun kinderen. Met het huis hoopte Blijf van mijn Lijf ook meer aandacht te vragen voor vrouwenmishandeling. Dat was namelijk het gevolg van een reeks falende maatschappelijke structuren en instituties en niet het resultaat van een individueel relatieprobleem, aldus de stichting. Het ‘huis voor mishandelde vrouwen en kinderen’ bood op de eerste plaats veiligheid: In het huis kunnen ze zichzelf en elkaar helpen. Want ‘vrouwen zijn kapabel genoeg om hun problemen onder ogen te zien en zelf aan oplossingen te werken’, aldus het persbericht uit 1974. Al snel volgden Blijf-huizen in onder anderen Rotterdam, Delft, Nijmegen, Alkmaar, Vlissingen, Zaanstad en Utrecht. Dankzij Blijf belandde geweld binnenshuis voor het eerst op de maatschappelijke- en politieke agenda
LEES VERDER IN OPZIJ