In de nieuwe OPZIJ: Doodknuffelen of doodknuppelen?
DOOR Renate Dorrestein
Sinds de vrouwenbeweging dicteerde: ‘alles wat vrouwen doen is wélgedaan’ verkeer ik in een permanente staat van doodzonde. Ik kijk naar vrouwenfilms, ik lees vrouwenboeken, ik bezoek vrouwentheater, ik aanschouw vrouwenkunst, ik beluister vrouwenmuziek en ik moet telkenmale constateren: verrek, het is net het leven zelf, soms is het ontroerend, aangrijpend of grappig, soms is het broddelwerk, stomvervelend of ronduit niet te harden.
Zo kan ik er evenmin omheen om te constateren dat er zich onder vrouwen óók dombo’s, stombo’s en valsa’s bevinden. Het komt mij voor dat we ietwat zijn doorgeslagen, sinds we de traditionele rivaliteit tussen vrouwen afgeschaft heb-ben. Het is wel rustig dat we elkaar niet meer als misselijke spinnen, ten koste van onze nachtrust en ons porselein, naar het leven staan, maar al dat hartstochtelijke gejuich omtrent elkaars voortreffelijke kwaliteiten bevalt me ook geenszins. Jawel, ik probeer te dansen en te springen als ik een vrouwententoonstelling bezoek, maar als ik daar dan weer louter handgeknoopte baarmoeders, gebreide kutten en gemacrameede maandverbanden aantref, zijnde uitingen van onze hoogstpersoonlijke, onvervreemdbare cultuur, dan word ik zo slap in de knieën. Kritische noten mogen onder de warme, wollen deken van het heilige zusterschap nimmer geuit hadden – ieder warhoofdig vlugschrift vol spelfouten, door een feministische Luther aan de deur van het vrouwenhuis gespijkerd, moet doorgaan voor grensverleggende literatuur, iedere foutgemixte grammofoonplaat vol onverstaanbare onzin moet ons Beethoven terzijde doen schuiven, iedere Bewust Ongeluk-kige Vrouw moet omhelsd worden als een kostbaar specimen van onze soort. Voor mijn eigen gerief, vooral ter schoonwassing van mijn eeuwig in overtreding zijnde, zwarte ziel, zou ik hier willen pleiten voor het opheffen van dit soort zusterschap. Eerste argument is, dat het nep is, Waarlijke onderlinge verbondenheid en betrokkenheid kenmerkt zich namelijk niet louter door blindelingse ondersteuning, maar ook door de wens de ander te stimuleren, te corrigeren desnoods, opdat kwaliteiten en mogelijkheden ten volle benut worden en persoonlijke groei plaats kan vinden. Wat in onze kringen voor zusterschap doorgaat, is wel warm, maar vaak tevens remmend en beklemmend in z’n (haar? zaar?) stompzinnige adoratie van het vrouwelijke als per definitie goed, mooi, geslaagd en diep-doorvoeld, het vrouwelijke als alleenzaligmakend.
LEES VERDER IN OPZIJ